What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
les 1 Cursus 5 Grammatica §2 Persoonsvorm en zinsdelen
Cursus 5 Grammatica
§2 (Persoonsvorm) en zinsdelen (p. 202)
1 / 27
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 1
This lesson contains
27 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Cursus 5 Grammatica
§2 (Persoonsvorm) en zinsdelen (p. 202)
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
Je leert een persoonsvorm te vinden.
Je leert eenvoudige zinnen in zinsdelen te verdelen.
Slide 2 - Slide
Persoonsvorm (PV)
Elke zin heeft één of meer ww.
Een van die ww is de pv.
Pv geeft aan: getal (ev of mv) en tijd (tt of vt).
Tijdens ontleden staat pv tussen haakjes (pv).
Alles wat voor (pv) kan staan, is een zinsdeel.
aantekeningen
Slide 3 - Slide
Persoonsvorm vinden
Manier 1:
vraagproef
Maak een vraagzin van de zin. De pv komt dan vooraan te staan.
Voorbeeld:
Ik (loop) naar school.
(Loop
)
ik naar school?
aantekeningen
Slide 4 - Slide
Persoonsvorm vinden
Manier 2:
tijdproef
Zet de zin in een andere tijd, het woord dat verandert is de pv.
Voorbeeld:
Ik (loop) naar school.
Ik (liep) naar school.
aantekeningen
Slide 5 - Slide
Zinsdelen vinden
1. Alles wat voor de pv kan staan, is een zinsdeel.
2. Alle ww samen (het werkwoordelijk gezegde) vormen ook een zinsdeel,
aantekeningen
Slide 6 - Slide
Oefenen
Doe mee!
Open je Chromebook!
Slide 7 - Slide
Wat is de persoonsvorm?
De vakantie was ontzettend leuk.
Slide 8 - Open question
Wat is de persoonsvorm?
Op school moeten we persoonsvormen vinden bij grammatica.
Slide 9 - Open question
Wat is de persoonsvorm?
Wat is een persoonsvorm?
Slide 10 - Open question
Maak een zin met deze zinsdelen:
een taart / bij Jim / mijn nichtjes en ik / gisteren / gebakken / voor oma / hebben
Slide 11 - Open question
Wat is de persoonsvorm in de zin:
Iedereen weet wat de persoonsvorm is.
A
Iedereen
B
weet
C
persoonsvorm
D
Is
Slide 12 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord
Slide 13 - Quiz
persoonsvorm:
Als het onderwerp meervoud is, moet de persoonsvorm ook meervoud zijn.
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
Heeft juffrouw De Jong een cadeaubon gekocht?
A
Heeft
B
juffrouw De Jong
C
een cadeaubon
D
gekocht
Slide 15 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
De Franse man besteedt aandacht aan zijn werk.
A
De Franse man
B
besteedt
C
aandacht
D
aan zijn werk
Slide 16 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
De Finse atleet is over een takje gestruikeld.
A
is
B
gestruikeld
C
De Finse atleet
D
een takje
Slide 17 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
Jip en Janneke spelen verstoppertje op straat.
A
Jip en Janneke
B
verstoppertje
C
op straat
D
spelen
Slide 18 - Quiz
Vraagproef:
A
je maakt van de zin een vraagzin, het onderwerp staat vooraan
B
je maakt van de zin een vraagzin, de pv staat achteraan
C
je maakt van de zin een vraagzin, de pv staat vooraan
D
je maakt van de zin een vraagzin, het gezegde staat vooraan
Slide 19 - Quiz
Waarom gebruik je de vraagproef niet altijd?
A
Als de zin al vragend is, komt de pv niet vooraan te staan.
B
Als je de zin vragend maakt, verander je de functie van de persoonsvorm.
C
Als er meer persoonsvormen in de zin staan, zoals een samengestelde zin heeft, vind je er toch maar één.
Slide 20 - Quiz
Met de tijdproef vind je
A
Het onderwerp
B
De persoonsvorm
C
Het werkwoordelijk gezegde
D
Het zelfstandig naamwoord
Slide 21 - Quiz
Bij de tijdproef verandert alleen de pv
A
ja
B
nee
Slide 22 - Quiz
Welk woord verandert bij de tijdproef in de zin: Het meisje trok zich daar niets van aan.
A
Het meisje
B
niets
C
daar
D
trok
Slide 23 - Quiz
Wat is een zinsdeel?
A
een stukje informatie
B
één woord
C
meerdere woorden
D
één woord of een groepje woorden die bij elkaar horen
Slide 24 - Quiz
Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Wanneer heb ik vakantie ?
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen
Slide 25 - Quiz
Verdeel de zin in zinsdelen.Let op: sommige vakjes blijven leeg.
Zijn broertje maakte die lastige
breuken zonder fouten.
/
/
/
Slide 26 - Drag question
zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
zinsdeel 4
zinsdeel 5
Larissa
gaat
morgen
op
de
fiets
naar
school
Slide 27 - Drag question
More lessons like this
les 1 Cursus 5 Grammatica §2 Persoonsvorm en zinsdelen
December 2023
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 1
Grammatica onderwerp/ zinsontleding
February 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
1kth2 Grammatica onderwerp/ zinsontleding
February 2024
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Grammatica onderwerp/ zinsontleding
February 2024
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
1bkt1 Grammatica zinsontleding pv, ww gez, ond
February 2024
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Grammatica zinsdelen H1
November 2017
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Grammatica zinsdelen: zinsdeelproef en onderwerp
October 2018
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Zinsontleden
August 2023
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 3