Doelgroepen_ les 3

Doelgroepen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Doelgroepen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Programma
Welkom
Aanwezigheid
Leerdoelen van de les
Terugblik 
Deze les
Opdracht
Afronding 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
- Je legt uit welke doelgroepen er zijn binnen de maatschappelijke zorg. 
- Je legt uit wat jouw rol is binnen de verschillende doelgroepen in de maatschappelijke zorg. 
- Je benoemt welke kwaliteiten je kunt inzetten in jouw toekomstige (studie)loopbaan. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Terugblik vorige les
Welke doelgroep stond toen centraal?
Is het gelukt met het huiswerk?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Lukt het om een kind onbezorgd te laten opgroeien als één van de ouders een geestelijke of lichamelijke beperking heeft?
Ja, kinderen kunnen zonder problemen opgroeien
Nee, kinderen kunnen niet zonder problemen opgroeien

Slide 5 - Poll

This item has no instructions

Doelgroep
Mensen met een beperking....

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Verschillende vormen van beperking
De doelgroep ‘mensen met een beperking’ is erg groot. Als persoonlijk begeleider kun je bijvoorbeeld werken met:
• mensen met een verstandelijke beperking;
• mensen met een lichamelijke beperking;
• mensen met een meervoudige beperking;
• mensen met een chronische ziekte;
• mensen die revalideren.

vraag aan de klas: kun je voorbeelden geven??? 

Slide 7 - Slide

Besteed aandacht ook aan de begrippen: 
Auditieve beperking en visuele beperking. 
Verstandelijke beperking 
Bij een verstandelijke beperking is sprake van duidelijke beperkingen in het 1. intellectuele functioneren en  2. aanpassingsvermogen.

In de volgende dia's gaan we kijken wat hiermee wordt bedoelt: 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Verstandelijke beperking 
1. Er is sprake van een duidelijke beperking in het intellectuele functioneren. Dit wil zeggen dat er duidelijk problemen zijn op verstandelijk gebied: (grote) problemen bij het leren, denken en onthouden van zaken. Denk hierbij niet alleen aan theoretische, maar ook aan praktische zaken. Jezelf kunnen aankleden bijvoorbeeld stelt eisen aan je (motorische) vaardigheid, maar je moet ook de volgorde waarin je de kleren moet aantrekken onthouden en (vooral) de logica daarvan inzien. 
We maken onderscheid op vier niveau's:
  • zeer ernstige verstandelijke beperking (met een IQ < 20 / ontwikkelingsleeftijd onder de 3jr) 
  • ernstige verstandelijke beperking (IQ 20-34 / ontwikkelingsleeftijd tussen de 3 en 5 jaar);
  • matige verstandelijke beperking (IQ 35-49 / ontwikkelingsleeftijd 6-9 jaar;
  • milde/ licht verstandelijke beperking (IQ 50-70 / ontwikkelingsleeftijd 9-12 jaar).

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Verstandelijke beperking 
2.. Bij een beperking in het aanpassingsvermogen kan de cliënt niet handelen naar de normen die horen bij zijn leeftijd. Het gaat om normen op het gebied van sociale vaardigheden, verantwoordelijkheden, communicatie, onafhankelijkheid en zelfredzaamheid. De beperkingen treden op vóór de leeftijd van achttien jaar.

De verstandelijke beperking komt voor het achttiende jaar tot uiting. Voor het achttiende levensjaar is duidelijk dat er sprake is van:
• een te trage ontwikkeling;
• stilstand in de ontwikkeling;
• terugval in de ontwikkeling;
• een incomplete ontwikkeling.


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Deze les...
Gaan we het hebben over ouders met een beperking die kinderen opvoeden

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Deze les gaan we het hebben over wonderouders
Tijdens de documentaire:

1. Welke aandoeningen, stoornissen, handicaps kom je tegen in de documentaire? (benoem er minimaal 5)
2. Wat kom je te weten over deze (5) aandoeningen? 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Link

This item has no instructions

Aan de slag/ huiswerk
Beantwoord de volgende vragen in een kort verslag. 
1. Welke aandoeningen, stoornissen, handicaps kom je tegen in de docu? (benoem er minimaal 5) 
2. Wat kom je te weten over deze (5) aandoeningen? 
3. Zou je met deze doelgroepen kunnen/willen werken? 
4. Waarom wel/ Waarom niet? 
5. Vertel in een verslag van ongeveer 150 woorden wat deze documentaire je doet. 
6. Welke uitspraken/ mensen/ momenten doen je wat? 
7. Wat zou je nog moeten leren om met deze doelgroep aan de slag te gaan?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Afronding en vragen

Slide 15 - Slide

This item has no instructions