2KGT H3 TV1

Het lijdend voorwerp.

Wat moet je kunnen om het lijdend voorwerp uit een zin te halen?
1. De persoonsvorm (gezegde) uit de zin halen
2. Het onderwerp uit de zin halen
3. De vraag stellen: Wie/Wat + persoonsvorm (gezegde) + onderwerp?
Het antwoord op deze vraag is het lijdend voorwerp
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het lijdend voorwerp.

Wat moet je kunnen om het lijdend voorwerp uit een zin te halen?
1. De persoonsvorm (gezegde) uit de zin halen
2. Het onderwerp uit de zin halen
3. De vraag stellen: Wie/Wat + persoonsvorm (gezegde) + onderwerp?
Het antwoord op deze vraag is het lijdend voorwerp

Slide 1 - Slide

Tekst

Slide 2 - Slide

Nog een keer...


Ik geef Senna een cadeau.

PV = geef
OW = Ik
(wie/) wat geef ik?
Het antwoord op deze vraag is -een cadeau-
Dus -een cadeau- is het lijdend voorwerp.

Slide 3 - Slide

Ik zal nooit spruitjes lusten.

PV (gezegde) = zal lusten
OW = Ik
(wie/) wat zal ik lusten?
Het antwoord op deze vraag is - spruitjes-
Dus het lijdend voorwerp is -spruitjes-

Slide 4 - Slide

Nu jij!





Slide 5 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp?

De jongen eet veel taart.
A
De jongen
B
veel taart
C
eet
D
geen lijdend voorwerp

Slide 6 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Klas 2 leert het lijdend voorwerp vinden.
A
Klas 2
B
leert
C
het lijdend voorwerp
D
vinden

Slide 7 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Vindt u dat ook?
A
vindt
B
u
C
dat
D
ook

Slide 8 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

De mug steekt de man.
A
De mug
B
mug
C
man
D
De man

Slide 9 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

De hond en de kat spelen tikkertje met het kind.
A
hond
B
kat
C
kind
D
tikkertje

Slide 10 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

De jongen schrijft zijn huiswerk op.
A
zijn huiswerk
B
De jongen
C
wie
D
schrijft

Slide 11 - Quiz

Begin nu aan je huiswerk.
Stel vragen als je het nog lastig vindt.

Slide 12 - Slide