Grammar week 48

programma
1. present continuous herhalen
2. uitleg ''nouns''
3. Oefenen met nouns
4. Speaking oefenen
5.zelfstandig werken aan opdrachten
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

programma
1. present continuous herhalen
2. uitleg ''nouns''
3. Oefenen met nouns
4. Speaking oefenen
5.zelfstandig werken aan opdrachten

Slide 1 - Slide

Sshtt! I (to try) to watch a film here!

Slide 2 - Open question

She (to work on) improving her English, so she can work as a stewardess.

Slide 3 - Open question

Have you seen Darren? - Yes, he (to play) basketball behind the school.

Slide 4 - Open question

Both parties (to protest) on Times Square as we speak.

Slide 5 - Open question

Nouns: singular and plural
Zelfstandige naamwoorden: enkelvoud en meervoud

Slide 6 - Slide

Meervoud maken
Het meer­voud van een zelf­standig naam­woord maak je door -s achter het woord te zetten, maar er zijn uitzon­derin­gen.

car – cars
books – books
table – tables


Slide 7 - Slide

sis- klank
Woorden die eindigen op een sisklank (-s/-z/-x/-ch/-sh) krijgen -es in plaats van -s 

coach – coaches
bus – buses

spreek de -es uit als ‘iz’



Slide 8 - Slide

Uitzondering -o
Woorden die eindigen op -o krijgen soms -es, maar soms ook gewoon een -s.

hero – heroes
potato – potatoes

Slide 9 - Slide

uitzondering -f(e)
Sommige woorden die eindigen op -f(e) krijgen -ves in het meervoud. Dit zijn bijvoorbeeld de woorden calf, half, life, wife en wolf.
thief – thieves
wolf – wolves
belief - beliefs
chef - chefs

Slide 10 - Slide

Uitzondering -y
Als een woord eindigt op een medeklinker + -y, dan verandert -y in -ies. Dit gebeurt niet als -y voorafgegaan wordt door een klinker (a/e/i/o/u).

lady – ladies
baby – babies
boy – boys
 

Slide 11 - Slide

Onregelmatige meervouden
Er zijn ook woorden die in het meervoud een andere vorm krijgen.

Child - children
mouse - mice
woman/ man - women/ men
tooth/ foot - teeth/ feet

Slide 12 - Slide

Altijd meervoud
Woorden voor brillen, broeken en scharen staan altijd in het meervoud. Ze horen voorafgegaan te worden door pair(s) of. In het enkelvoud gebruik je a pair of in plaats van het lidwoord a.

(a pair of) pants – pairs of pants
(a pair of) scissors – pairs of scissors
his glasses - four pairs of glasses

Slide 13 - Slide

groepen
Als een woord voor een groep mensen het onderwerp van een zin is, staat de persoonsvorm erna altijd in het meervoud. Denk bijvoorbeeld aan army, police, committee, majority, staff, government.

The po­lice are in­vest­ig­at­ing the case.
De polit­ie on­derzoekt de zaak.

Slide 14 - Slide

veranderen niet
Som­mige woorden hebben in het en­kel­voud en meer­voud dezelf­de vorm.

The shep­herd coun­ted his sheep.
De her­der telde zijn schapen.

Slide 15 - Slide

Nederland enkelvoud, Engels meervoud
De woorden barracks (kazerne), contents (inhoud), customs (douane), premises (pand), proceeds (opbrengst), stairs (trap), surroundings (omgeving) en wages (loon) zijn in het Engels altijd meervoud.

Stairs - Walk up the stairs to the office.

Slide 16 - Slide

Engels enkelvoud, Nederlands meervoud
Som­mige woorden zijn in het En­gels en­kel­voud, maar in het Neder­lands juist meer­voud.

The cost of trans­port is con­sid­er­able.
De trans­portkos­ten zijn aan­zi­en­lijk.

Slide 17 - Slide

Wat is het meervoud van: baby

Slide 18 - Open question

Wat is het meervoud van: treat

Slide 19 - Open question

Wat is het meervoud van: knife

Slide 20 - Open question

Wat is het meervoud van: crash

Slide 21 - Open question

Wat is het meervoud van: woman

Slide 22 - Open question

Wat is het meervoud van: table

Slide 23 - Open question

Het meervoud van pony is pony's
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Het meervoud van half is halfs
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

Can you put the (tomato) on these (slice) of bread.

Slide 26 - Open question

If you are camping near a swamp, you are bound to be bothered by (mosquito).

Slide 27 - Open question

Speaking
Extra Exam exercise Nu Engels:
Werk in groepjes van 4. Geef elkaar feedback aan de hand van de score sheet van Nu Engels.

Tip: Neem het gesprek op, zo kun je je eigen fouten ook terug luisteren of anderen vragen om feedback.

Slide 28 - Slide

Zelfstandig werken
8.1 Grammar:
ex 4
Grammar 39 Nouns: singular and plural

Slide 29 - Slide