5.4

Welkom
2 MAVO

Hoofdstuk 5
Wat levert het op?

1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom
2 MAVO

Hoofdstuk 5
Wat levert het op?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Programma
  • Herhaling
  • Intro opdracht
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat is BTW?
BTW staat voor Belasting Toegevoegde Waarde en is een belasting die wordt geheven op de verkoop van goederen en diensten.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Indirecte belasting
BTW is een voorbeeld van een indirecte belasting, wat betekent dat het wordt betaald door de eindgebruiker en niet direct door de producent.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Directe / Indirecte belasting

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Uitrekenen van consumentenprijs
De consumentenprijs is de prijs die de consument betaalt voor een product of dienst. Om de consumentenprijs te berekenen, moet je de verkoopprijs van het product of de dienst plus de BTW berekenen.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Inclusief en exclusief BTW
Er zijn twee soorten prijzen: prijzen inclusief BTW en prijzen exclusief BTW. 

Een prijs inclusief BTW is de prijs die de consument betaalt, terwijl een prijs exclusief BTW de prijs is zonder de belasting.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Uitrekenen van BTW
Om de BTW te berekenen, vermenigvuldig je de inkoopprijs met het BTW-tarief. Bijvoorbeeld, als het BTW-tarief 21% is en de inkoopprijs €100 is, dan is de BTW €21.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Terugrekenen van BTW
Inclusief BTW wilt zeggen met BTW dus de verkoopprijs + BTW
Bijvoorbeeld, als het BTW-tarief 21% is en de inkoopprijs €100 is, dan is de BTW €21.
Verkoopprijs inclusief BTW = €121
Wil je de verkoopprijs exclusief BTW weten doe je 
Verkoopprijs inclusief BTW / 121% * 100%
Dus €121/121*100 = €100

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De inkoopprijs 
is de prijs die je als winkelier voor de producten betaalt.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Een scooterdealer verkoopt een scooter voor € 2.300 en verkoopt deze voor € 2.890
Inkoopprijs                                  € 2.300
Brutowinstopslag +                €     590 +
Verkoopprijs                               € 2.890

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Omzet, brutowinst en nettowinst

Slide 12 - Slide

Als je met je bedrijf goederen verkoopt, levert dat geld op. Het totaalbedrag dat je door de verkoop ontvangt, is je omzet.
OMZET= afzet x verkoopprijs
(afzet: hoeveelheid verkochte producten)

Een deel daarvan gebruik je om de inkoop van de goederen te betalen: inkoopwaarde van de omzet.

Omzet- inkoopwaarde= brutowinst.
Brutowinst-bedrijfskstn= nettoresultaat.
Omzet - brutowinst - nettoresultaat
Voorbeeld:

Omzet
€ 960.000 
Inkoopwaarde
€ 525.000
Brutowinst
€ 435.000
Bedrijfskosten
€ 265.000
Nettoresultaat
€ 170.000 = winst

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Zelf aan het werk
Afmaken paragraaf 5.4

Klaar? Verder met de rekenopgaven achterin het hoofdstuk

Slide 14 - Slide

This item has no instructions