Unidad 5 vivir

¿Dónde vives?
Dónde vive?
Vivo en Madrid.
Vive en Madrid.
1 / 21
next
Slide 1: Drag question
SpaansWOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

¿Dónde vives?
Dónde vive?
Vivo en Madrid.
Vive en Madrid.

Slide 1 - Drag question

This item has no instructions

¡Buenas tardes chicos!

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

VERBOS/ werkwoorden
In het Spaans zijn er maar liefst 3 verschillende uitgangen:

-AR (Hablar, Estudiar etc.)
- ER (Ser, Tener, etc. )
- IR (Vivir, Escribir, etc.)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

VERBOS/ werkwoorden
Als je deze werkwoorden wilt vervoegen, dan moet je de de uitgang (-ar, -er of -ir) wegstrepen, zodat de stam overblijft:
estar --> estar --> est
ser --> ser --> s
vivir --> vivir --> viv

--> Achter de stam plak je vervolgens de juiste uitgang!

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

ESTAR - ZIJN
Yo estoy
Ik ben
Tú estás
Jij bent
Él/ella/Usted está
Hij/zij/U is
Nosotros/as estamos
Wij zijn
Vosotros/as estáis
Jullie zijn
Ellos/ellas/Ustedes están
Zij zijn

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

SER - ZIJN 
Yo Soy
Ik eet
Tú eres
Jij eet
Él/ella/Usted es
Hij/zij/U eet
Nostros/as somos
Wij heten
Vosotros/as sóis
Jullie heten
Ellos/ellas/Ustedes son
Zij heten

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

LLAMARSE (heten)
yo me llamo
ik heet
te llamas
jij heet
él/ella/usted se llama
hij/zij/u heet
nosotros nos llamamos
wij heten
vosotros os llamáis
jullie heten
ellos/ellas/ustedes se llaman
wij heten

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

La preparación para la clase
Leren pág. 38 en 39 van je boek

leren pág. 39 de regelmatige werkwoord (vivir) uitgangen spa-ned, ned-spa 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

A trabajar!
Abrir libro de trabajo (werkboek) página 37.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

VIVIR - LEVEN
Yo vivo
Ik leef
Tú vives
Jij leeft
Él/ella/Usted vive
Hij/zij/U leeft
Nostros/as vivimos
Wij leven
Vosotros/as vivís
Jullie leven
Ellos/ellas/Ustedes viven
Zij leven

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Presente/ Tegenwoordige tijd
Vivir
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes

Slide 11 - Slide

persoonlijk voornaamwoord 
Presente/ Tegenwoordige tijd
Vivir
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
viv
viv
viv
viv
viv
viv

Slide 12 - Slide

persoonlijk voornaamwoord +  blijft stam
Presente
Vivir
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
viv
viv
viv
viv
viv
viv
o
es
e
imos
ís
en

Slide 13 - Slide

De uitgaan van de infinitief wordt vervangen door die van de Presente (tegenwoordige tijd)
WONEN
ZE WONEN IN HET GELE HUIS

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

el verbo "vivir" (wonen, leven)
Yo                                  vivo                            Ik leef/woon
Tú                                  vives                         Jij leeft/woont
Él, ella                          vive                           Hij, zij leeft/woont
Nosotros / as           vivimos                   Wij leven/wonen
Vosotros / as           vivís                           Jullie leven/wonen (Sp.)          
Ustedes                     viven                         Jullie leven/wonen (LA)
Ellos / as                    viven                         Zij wonen/leven
 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

El verbo "vivir" (wonen, leven)
  • (yo) vivo
  • (tú) vives
  • (él, ella) vive
  • (usted) vive

In het Spaans mag je het onderwerp weglaten.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Vertaal: jij leeft
A
vivimos
B
vives
C
vivo
D
vive

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

VIVIR (NOSOTROS)
A
VIVIMOS
B
VIVÍS
C
VIVEN
D
VIVO

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

vivir, ustedes
(vivir = wonen, leven)
A
viven
B
vivo
C
vivimos
D
vivís

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Trabajar independientemente
Je gaat zelfstandig aan de slag met de volgende oefeningen:
Libro de trabajo (werkboek): ejercicios 1 y 2, página 40

Wil je graag nog wat meer uitleg en samen de eerste oefeningen maken? --> kom voor in de klas zitten! :)

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

¡Buen trabajo!
Deberes (huiswerk):
Libro de trabajo (werkboek): ejercicio 4 y 5 página 41 y42

¿Para cuándo? Voor wanneer?
El miércoles 13 abril

Slide 21 - Slide

This item has no instructions