Herhaling Chapitre 2

TH1: Chapitre 2
1 / 45
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

TH1: Chapitre 2

Slide 1 - Slide

Vocabulaire et phrases-clés

Slide 2 - Slide

Traduis F-N:
aimer
A
leuk vinden
B
liever hebben
C
stom vinden
D
houden van

Slide 3 - Quiz

Traduis F-N:
préférer
A
een hekel hebben aan
B
liever hebben
C
houden van
D
leuk vinden

Slide 4 - Quiz

Traduis F-N:
quoi
A
wat
B
dat
C
zo
D
daarom

Slide 5 - Quiz

Traduis F-N:
je prends
A
ik wil
B
ik neem
C
ik ga
D
ik doe

Slide 6 - Quiz

Traduis F-N:
maintenant
A
nu
B
straks
C
misschien
D
zo

Slide 7 - Quiz

Traduis N-F:
blijven
A
entrer
B
marcher
C
habiter
D
rester

Slide 8 - Quiz

Traduis N-F:
ik heb nodig
A
avoir besoin de
B
besoin de
C
je suis besoin de
D
j'ai besoin de

Slide 9 - Quiz

Traduis N-F:
beroemd
A
celebrity
B
célébré
C
célèbre
D
célebre

Slide 10 - Quiz

Traduis N-F:
de tomaat
A
le tomat
B
le tomate
C
la tomat
D
la tomate

Slide 11 - Quiz

Traduis N-F:
de pizza
A
le pizze
B
la pizze
C
le pizza
D
la pizza

Slide 12 - Quiz

Traduis N-F:
de chocolade

Slide 13 - Open question

Traduis N-F:
het chocoladebroodje

Slide 14 - Open question

Traduis N-F:
gek op (mannelijke vorm)

Slide 15 - Open question

Traduis N-F:
mogelijk

Slide 16 - Open question

Traduis N-F:
vinden

Slide 17 - Open question

Traduis N-F:
Ik begrijp het niet.

Slide 18 - Open question

Traduis N-F:
De kaart, alstublieft.

Slide 19 - Open question

Traduis N-F:
Houd je van cola?

Slide 20 - Open question

Traduis N-F:
Dat is een hartige taart.

Slide 21 - Open question

Traduis N-F:
Hoeveel kost het?

Slide 22 - Open question

Grammaire:
regelmatige werkwoorden op -er

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Wat is de stam van parler?

Slide 30 - Open question

Wat is de stam van marcher?

Slide 31 - Open question

Sleep de uitgangen naar de juiste plek!

Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
E
ES
E
ONS
EZ
ENT

Slide 32 - Drag question

donner - tu ...
A
donner
B
donne
C
donnes
D
donnons

Slide 33 - Quiz

danser - elle ...
A
dansons
B
danses
C
danse
D
dansez

Slide 34 - Quiz

demander - nous ...
A
demandez
B
demandent
C
demandons
D
demande

Slide 35 - Quiz

Vertaal:
hij praat
A
il parles
B
il parlons
C
il parler
D
il parle

Slide 36 - Quiz

Grammaire: de ontkenning

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide


Maak de zin ontkennend:
Nous parlons français.

Slide 42 - Open question


Maak de zin ontkennend:
Elle danse toute seule.

Slide 43 - Open question


Maak de zin ontkennend:
Charlotte travaille au restaurant. 

Slide 44 - Open question

Fin du cours! Bon courage!

Slide 45 - Slide