checktoets

Check toets
1 / 46
next
Slide 1: Slide
KDMZKMBOStudiejaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Check toets

Slide 1 - Slide

Wat zijn functies van het spijsverteringsstelsel?
A
Opname-, uitscheiding- en afscheiding van voedingsstoffen
B
Vertering-, afscheiding- en verwerking van voedingsstoffen
C
Vertering-, opname- en uitscheiding van voedingsstoffen
D
Uitscheiding-, afscheiding- en vertering van voedingsstoffen

Slide 2 - Quiz

Waarvoor dient de ademhaling?
A
Om afvalstoffen aan te voeren en om zuurstof te verwijderen uit het lichaam
B
Om afvalstoffen en zuurstof te verwijderen
C
Om te ruiken
D
Om zuurstof aan te voeren naar het lichaam en om afvalstoffen te verwijderen

Slide 3 - Quiz

Welk orgaan speelt geen rol bij het regelen van de temperatuur van ons lichaam?
A
Huid
B
Bloedvaten
C
Hersenen
D
Darmen

Slide 4 - Quiz

Het slijmvlies van de dunne darm kent uitstulpingen die we darmvlokken of villi noemen.
De belangrijkste functie van deze villi is:
A
oppervlaktevergroting van de darmwand
B
voedseltransport
C
productie van vitaminen.
D
bescherming van de darmwand

Slide 5 - Quiz

Wat is de functie van de galblaas?
A
productie van gal
B
opslag van gal
C
resorptie van vetten
D
vertering van vetten

Slide 6 - Quiz

Welke is een bouwstof?
A
Koolhydraten
B
eiwit
C
vet
D
vitamines

Slide 7 - Quiz

Het bloed dat door de poortader stroomt is:
A
Voedselrijk en zuurstofrijk
B
Voedselrijk en zuurstofarm
C
Voedselarm en zuurstofrijk
D
Voedselarm en zuurstofarm

Slide 8 - Quiz

De buitenste laag van de nier wordt ...................................... van de nier genoemd
A
het niermerg
B
de nierschors
C
het nierkapsel
D
het niervlies

Slide 9 - Quiz

Wat wordt door de nieren gezuiverd?
A
Bloed
B
Lymfe

Slide 10 - Quiz

Waardoor krijgt bloed zijn rode kleur?
A
De hematocrietwaarde
B
Het aantal rode bloedcellen
C
Het aantal afgestorven rode bloedcellen
D
Het eiwit 'hemaglobine'

Slide 11 - Quiz

Waar of niet waar
Stelling: Onverzadigde vetten zijn goede vetten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz


De afbeelding geeft onder andere een nier weer. Welke letter geeft het nierbekken aan?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 13 - Quiz

Hoe noemen we de hartkleppen tussen de boezems en kamers?
A
Atrioventriculaire kleppen (AV-kleppen)
B
Halvemaanvormige kleppen
C
Aortakleppen
D
Mitraliskleppen

Slide 14 - Quiz

Wat is terugresorptie in de nier?
A
Filteren van het bloed
B
Filteren van urine
C
Terugnemen van teveel uitgefilterde stoffen
D
Terugnemen van teveel uitgefilterd bloed

Slide 15 - Quiz

Wat is de Nederlandse naam voor erytrocyten?
A
Bloedplaatjes
B
Bloedplasma
C
Rode bloedcellen
D
Witte bloedcellen

Slide 16 - Quiz

Wat is het reservoir van de nieren?
A
Het kapsel van bowman
B
Het nierbekken
C
Het niermerg

Slide 17 - Quiz

Wat zijn enzymen?
A
Hormonen
B
Eiwitten
C
Vitamines
D
Voedingsstoffen

Slide 18 - Quiz

Welke bloedgroep kan aan alle bloedgroepen doneren (geven)
A
A
B
B
C
AB
D
O

Slide 19 - Quiz

Wat is de latijnse naam voor het hartzakje?
A
Pericard
B
Myocard

Slide 20 - Quiz

Welke stof is essentieel bij bloedstolling en wondheling?
A
Hemoglobine
B
Fibrine (fibrinogeen)
C
Koolstofdioxide

Slide 21 - Quiz

Wat is geen speekselklier?
A
Bovenkaakspeekselklier
B
Oorspeekselklier
C
Ondertongspeekselklier
D
Onderkaakspeekselklier

Slide 22 - Quiz

Wat is GEEN functie van de bovenste luchtwegen?
A
Gaswisseling
B
Optimaliseren van ingeademde lucht
C
Slikken
D
Vormen van de stem

Slide 23 - Quiz

in de systolische fase:
A
knijpt het hart samen
B
ontspant het hart

Slide 24 - Quiz

Eén van de rollen van de nieren is het maken van urine. Wat zijn andere functies van de nieren?
A
Produktie van hormonen, afbraak van bloedcellen
B
Regulatie van de bloeddruk, filteren van afvalstoffen
C
Filteren van afvalstoffen, afbraak van bloedcellen
D
Aanmaak van insuline, afbraak van bloedcellen

Slide 25 - Quiz

Waar bevindt zich het borstvlies?
A
Vast aan de binnenkant van de longen
B
Vast aan de binnenkant van de borstwand, het middenrif en andere onderdelen van de borstholte, zoals het hartzakje
C
Vast aan de binnenkant van de borstwand, de ribben en de buikwand
D
Vast aan de buitenkant van de longen

Slide 26 - Quiz

Wat is GEEN functie van het lymfestelsel?
A
Vettransport
B
Vorming van antistoffen
C
Afvoer van Lymfe
D
Productie van bloedcellen

Slide 27 - Quiz

Bloed uit de longcirculatie (kleine bloedsomloop) komt het hart binnen via?
A
De linker boezem
B
De linker kamer
C
De rechter boezem
D
De rechter kamer

Slide 28 - Quiz

Waarmee is de pleuraholte gevuld?
A
Bloed
B
Een beetje vocht
C
Spierweefsel
D
Vliezen

Slide 29 - Quiz

Je nieren filteren je bloed, hoe heten de filters in de nieren?
A
Neuronen
B
Neuronitis
C
Nefronen
D
Nefrontalis

Slide 30 - Quiz

Hoe heet het afvalproduct dat via de longen het lichaam kan verlaten?
A
Koolstof
B
Koolstofdioxide
C
Ureum
D
Zuurstof

Slide 31 - Quiz

Wat wordt er op de afbeelding met nummer 4 weergegeven?
A
Longader
B
Longslagader
C
Aorta
D
Septum

Slide 32 - Quiz

Wat is de Latijnse benaming voor slagaderen?
A
Arteria
B
Arteriën
C
Venen
D
Vena

Slide 33 - Quiz

Loopt de nierslagader naar je nieren toe of van je nieren af?
A
naar je nieren toe
B
van je nieren af

Slide 34 - Quiz

Welk orgaan vormt je stem en regelt de ademstroom?
A
Alveoli
B
Cavum oris
C
Larynx
D
Pharynx

Slide 35 - Quiz

Hoeveel liter bloed heeft een gemiddeld persoon van 70 kg?
A
3 liter
B
5 liter
C
6 liter
D
8 liter

Slide 36 - Quiz

Wat meet je als je iemands bloeddruk meet?
A
De snelheid waarmee het bloed vervoert wordt
B
De druk van het bloed op de wand van het bloedvat.
C
De hoeveelheid rode bloedcellen in het bloed
D
Hoe vaak het hart per minuut slaat

Slide 37 - Quiz

De rechter nier ligt doorgaans ........................ de linker n nier
A
lager dan
B
even hoog als
C
hoger dan

Slide 38 - Quiz

Welke functie heeft de lever?
A
Aanmaken van rode bloedcellen
B
Darmen van zuurstofrijkbloed voorzien
C
Filteren van schadelijke stoffen uit het bloed
D
Filteren van voedingsstoffen uit het bloed

Slide 39 - Quiz

Hoe lang leven rode bloedcellen gemiddeld?
A
50 dagen
B
100 dagen
C
120 dagen
D
175 dagen

Slide 40 - Quiz

Er bestaan twee soorten lymfocyten. Welke soort lymfocyt schakelt ziekteverwekkers uit door middel van stoffen in zijn celmembraan. Welke is dat?
A
B-lymfocyten
B
K-lymfocyten
C
T-lymfocyten
D
Zowel B-lymfocyten als T-lymfocyten

Slide 41 - Quiz

Wat wordt er aangegeven met nummer 4 op de afbeelding
A
Lever
B
Galblaas
C
Maag
D
Alvleesklier

Slide 42 - Quiz

Waar zitten kleppen in?
A
Slagaders
B
Haarvaten
C
Aders
D
Capillairen

Slide 43 - Quiz

Wat vindt er plaats in de dikke darm?
A
Ontlasting verlaat het lichaam
B
Verteringssappen worden aan de voedselbrij toegevoegd
C
Voedingsstoffen worden opgenomen in de bloedbaan
D
Reabsorptie van water

Slide 44 - Quiz

Bloed uit de lichaamscirculatie (grote bloedsomloop) komt het hart binnen via..........?
A
De linker boezem
B
De linker kamer
C
De rechter boezem
D
De rechter kamer

Slide 45 - Quiz

EINDE TOETS

Slide 46 - Slide