Toets Ademhalingsstelsel, circulatiestelsel en spijsverteringsstelsel

Toets Ademhalingsstelsel, circulatiestelsel en spijsvertering
Lees onderstaande instructies goed door:
  • Je hebt geen extra tabbladen open staan
  • Je telefoon ligt op minimaal 1,5 meter afstand bij je vandaan
  • Je hebt 40 minuten de tijd voor de toets
  • Vergeet de toets niet in te dienen/af te ronden voordat je je tabblad sluit!
1 / 27
next
Slide 1: Slide
anatomie, fysiologie en pathologieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Toets Ademhalingsstelsel, circulatiestelsel en spijsvertering
Lees onderstaande instructies goed door:
  • Je hebt geen extra tabbladen open staan
  • Je telefoon ligt op minimaal 1,5 meter afstand bij je vandaan
  • Je hebt 40 minuten de tijd voor de toets
  • Vergeet de toets niet in te dienen/af te ronden voordat je je tabblad sluit!

Slide 1 - Slide

Vraag 1. Waarvoor dient de ademhaling?
A
Om afvalstoffen aan te voeren en om zuurstof te verwijderen uit het lichaam
B
Om afvalstoffen en zuurstof te verwijderen
C
Om te ruiken
D
Om zuurstof aan te voeren naar het lichaam en om afvalstoffen te verwijderen

Slide 2 - Quiz

Vraag 2. Wat is de Latijnse benaming voor een long?
A
Lobus
B
Pulmo
C
Palmo
D
Trachea

Slide 3 - Quiz

Vraag 3. Waar bevindt zich het borstvlies?
A
Vast aan de binnenkant van de longen
B
Vast aan de binnenkant van de borstwand, het middenrif en andere onderdelen van de borstholte, zoals het hartzakje
C
Vast aan de binnenkant van de borstwand, de ribben en de buikwand
D
Vast aan de buitenkant van de longen

Slide 4 - Quiz

Vraag 4. Waarmee is de pleuraholte gevuld?
A
Bloed
B
Een beetje vocht
C
Spierweefsel
D
Vliezen

Slide 5 - Quiz

Vraag 5. De luchtpijp splitst in twee vertakkingen. Hoe noemen wij deze vertakkingen?
A
Alveoli
B
Bronchi
C
Bronchioli
D
Hoofdbronchi

Slide 6 - Quiz

Vraag 6. Wat is GEEN functie van de bovenste luchtwegen?
A
Gaswisseling
B
Optimaliseren van ingeademde lucht
C
Slikken
D
Vormen van de stem

Slide 7 - Quiz

Vraag 7. Welk orgaan vormt je stem en regelt de ademstroom?
A
Alveoli
B
Cavum oris
C
Farynx
D
Larynx

Slide 8 - Quiz

Vraag 8. Hoe heet het afvalproduct dat via de longen het lichaam kan verlaten?
A
Koolstof
B
Koolstofdioxide
C
Ureum
D
Zuurstof

Slide 9 - Quiz

Vraag 9. Wat wordt er op de afbeelding met nummer 4 weergegeven?
A
Longader
B
Longslagader
C
Aorta
D
Septum

Slide 10 - Quiz

Vraag 10. Bloed uit de lichaamscirculatie (grote bloedsomloop) komt het hart binnen via?
A
De linker boezem
B
De linker kamer
C
De rechter boezem
D
De rechter kamer

Slide 11 - Quiz

Vraag 11. Bloed uit de longcirculatie (kleine bloedsomloop) komt het hart binnen via?
A
De linker boezem
B
De linker kamer
C
De rechter boezem
D
De rechter kamer

Slide 12 - Quiz

Vraag 12. Wat is de Latijnse benaming voor slagaderen?
A
Arteria
B
Arteriën
C
Venen
D
Vena

Slide 13 - Quiz

Vraag 13. Welke laag van het bloedvat bestaat uit bindweefsel & kleine bloedvaatjes die het bloedvat zelf van zuurstof en voedingsstoffen voorziet?
A
Binnenste laag
B
Buitenste laag
C
Middelste laag
D
Zowel de binnenste als buitenste laag

Slide 14 - Quiz

Vraag 14. Wat is de Nederlandse naam voor erytrocyten?
A
Bloedplaatjes
B
Bloedplasma
C
Rode bloedcellen
D
Witte bloedcellen

Slide 15 - Quiz

Vraag 15. Hoeveel liter bloed heeft een gemiddeld persoon van 70 kg?
A
3 liter
B
5 liter
C
6 liter
D
8 liter

Slide 16 - Quiz

Vraag 16. Hoe lang leven rode bloedcellen gemiddeld?
A
50 dagen
B
100 dagen
C
120 dagen
D
175 dagen

Slide 17 - Quiz

Vraag 17. Waardoor krijgt bloed zijn rode kleur?
A
De hematocrietwaarde
B
Het aantal rode bloedcellen
C
Het aantal afgestorven rode bloedcellen
D
Het eiwit 'hemaglobine'

Slide 18 - Quiz

Vraag 18. Er bestaan twee soorten lymfocyten. Welke soort lymfocyt schakelt ziekteverwekkers uit door middel van stoffen in zijn celmembraan. Welke is dat?
A
B-lymfocyten
B
K-lymfocyten
C
T-lymfocyten
D
Zowel B-lymfocyten als T-lymfocyten

Slide 19 - Quiz

Vraag 19. Wat wordt er aangegeven met nummer 4 op de afbeelding
A
Lever
B
Galblaas
C
Maag
D
Alvleesklier

Slide 20 - Quiz

Vraag 20. Wat zijn functies van het spijsverteringsstelsel?
A
Opname-, uitscheiding- en afscheiding van voedingsstoffen
B
Vertering-, afscheiding- en verwerking van voedingsstoffen
C
Vertering-, opname- en uitscheiding van voedingsstoffen
D
Uitscheiding-, afscheiding- en vertering van voedingsstoffen

Slide 21 - Quiz

Vraag 21. Wat zijn enzymen?
A
Hormonen
B
Eiwitten
C
Vitamines
D
Voedingsstoffen

Slide 22 - Quiz

Vraag 22. Wat vindt er plaats in de dikke darm?
A
Ontlasting verlaat het lichaam
B
Verteringssappen worden aan de voedselbrij toegevoegd
C
Voedingsstoffen worden opgenomen in de bloedbaan
D
Reabsorptie van water

Slide 23 - Quiz

Vraag 23. Het spijsverteringsstelsel wordt voorzien van bloed via drie aftakkingen van de aorta. Welke drie zijn dit?
A
Bovenste darmslagader, middelste darmslagader en onderste darmslagader
B
Ingewandsader, bovenste darmader en onderste darmader
C
Ingewandsslagader, bovenste darmslagader en onderste darmslagader
D
Maagslagader, leverslagader en darmslagader

Slide 24 - Quiz

Vraag 24. Welke functie heeft de lever?
A
Aanmaken van rode bloedcellen
B
Darmen van zuurstofrijkbloed voorzien
C
Filteren van schadelijke stoffen uit het bloed
D
Filteren van voedingsstoffen uit het bloed

Slide 25 - Quiz

Vraag 25. Wat is geen speekselklier?
A
Bovenkaakspeekselklier
B
Oorspeekselklier
C
Ondertongspeekselklier
D
Onderkaakspeekselklier

Slide 26 - Quiz

EINDE TOETS

Slide 27 - Slide