This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Basisstof 7: voedselproductie
Basisstof 8: energie
H5
Thema 7
Ecologie
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt beredeneren hoe menselijk handelen ecosystemen negatief kunnen beinvloeden
Je kunt beredeneren welke ecologische maatregelen getroffen kunnen worden om ecosystemen te herstellen.
Slide 2 - Slide
resistentie tegen pesticiden
door gebruik van pesticiden: selectiedruk
resistentie tegen pesticiden blijkt dat zeer groot selectievoordeel
deze individuen planten vaak voor
resistentie breidt daardoor zeer snel uit
gebruik van pesticide niet meer effectief
Slide 3 - Slide
ophoping van gifstoffen in de voedselketen: accumulatie
per trofisch niveau neemt de hoeveelheid biomassa af
Gifstoffen vaak biologisch niet afbreekbaar
Organismen slaan gifstoffen daardoor op in hun biomassa
(vet)
Concentratie gifstoffen stijgt per trofisch niveau
Slide 4 - Slide
Biologische bestrijding
Inzetten van
predatoren
parasieten
ziekteverwekkers
om populatiegrootte van een plaagsoort onder controle te houden
Slide 5 - Slide
Eutrofiëring
ui - troo - fie - ee -ring
te veel anorganische stof in het water
waterbloei (algenbloei)
gebrek aan licht
sterfte planten
overactiviteit reducenten
zuurstoftekort
massale sterfte
Slide 6 - Slide
Veredeling
bewust selecteren van planten met gunstige eigenschappen
deze indivuen onderling laten voorplanten
repeat
Slide 7 - Slide
Broeikaseffect en versterkt broeikaseffect
Broeikaseffect = natuurlijk
Versterkt broeikaseffect = door menselijk handelen
broeikasgassen
CO2, CH4, NO2, CFKs
massale veehouderij, industrie
transport
klimaatverandering
Slide 8 - Slide
Leerdoelen
Je kunt beredeneren hoe menselijk handelen ecosystemen negatief kunnen beinvloeden
Je kunt beredeneren welke ecologische maatregelen getroffen kunnen worden om ecosystemen te herstellen.
Slide 9 - Slide
Leg uit hoe verkeerd gebruik van pesticiden resistentie tegen pesticiden bevordert
Slide 10 - Open question
Het ophopen van gifstoffen in de voedselketen noemt men ook wel
A
eutrofiering
B
veredeling
C
accumulatie
D
vermesting
Slide 11 - Quiz
Bij welk niveau is de accumulatie het grootste probleem?
A
producent
B
consument 1ste orde
C
consument 2de orde
D
consument 3de orde
Slide 12 - Quiz
Accumulatie komt vooral voor bij prooidieren
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quiz
Accumulatie van gewasbeschermingsmiddelen is schadelijk voor ecosystemen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quiz
Anna zegt: accumulatie wordt veroorzaakt door het feit dat de gifstoffen niet worden afgebroken. Teun zegt: accumulatie wordt veroorzaakt door het feit dat in een voedselketen altijd biomassa verloren gaat. Wie heeft gelijk?
A
Geen van beide
B
Anna
C
Teun
D
Beide
Slide 15 - Quiz
Sterke toename van mineralen in het water
Een sterke algengroei in het water
Het selecteren op gunstige eigenschappen en onderling voortplanten van planten
Het ophopen van gifstoffen door de voedselketen
Vorm van bestrijding waarbij gebruik wordt gemaakt van natuurlijke vijanden
Veredelen
Eutrofiëring
Waterbloei
Biologische bestrijding
Accumulatie
Slide 16 - Drag question
Bepaalde vlinders worden bestreden door middel van het inzetten van sluipwespen. Hoe noem je deze vorm van bestrijding.
A
chemische bestrijding
B
resistente bestrijding
C
biologische bestrijding
Slide 17 - Quiz
'Gewone' landbouw
Biologische landbouw
mest van dieren
kunstmest
plaagdieren chemisch bestrijden
plaagdieren met natuurlijke vijand bestrijden
dieren hebben meer ruimte
dieren hebben minder ruimte
duurder vlees
goedkoper vlees
Slide 18 - Drag question
Als gevolg van vermesting van het water (eutrofiëring) kan het water in de zomer erg zuurstofarm worden.
Welk van de volgende processen verloopt dat niet of nauwelijks?
A
ammonificatie
B
nitrificatie
C
denitrificatie
D
fixatie
Slide 19 - Quiz
Wat is een oplossing voor eutrofiëring?
A
Algeneters aan het water toevoegen
B
Maaien
C
Snoeken in het water brengen
D
Forellen in het water brengen
Slide 20 - Quiz
Een ander woord voor eutrofiëring is
A
Waterbloei
B
Algenbloei
C
Overbemesting
D
Vermesting
Slide 21 - Quiz
Leg uit hoe eutrofiering kan leiden tot plotselinge vissterfte.
Slide 22 - Open question
Eutrofiëring = algenbloei
A
waar
B
niet waar
Slide 23 - Quiz
Leg met behulp van de kringloop op de boerderij uit waarom dit helpt tegen eutrofiëring.
Leg met behulp van de kringloop op de boerderij uit waarom dit helpt tegen eutrofiëring.
Slide 24 - Open question
De kweker 2 bloemen om met elkaar te .
De nakomelingen met de gewenste eigenschappen worden gebruikt om verder mee te .
Dit proces heet .
selecteert
kruisen
veredelen
kweken
Slide 25 - Drag question
Britse onderzoekers hebben via genetische modificatie een lichtgevend eiwit van een kwal in een tabaksplant ingebracht. De methode die de onderzoekers hebben gebruikt heet veredeling.
A
juist
B
onjuist
Slide 26 - Quiz
Hoe wordt het genoemd als alleen dieren met bepaalde eigenschappen worden gebruikt om mee te fokken?
A
kunstmatige selectie
B
ongeslachtelijke voortplanting
C
veredeling
Slide 27 - Quiz
Leg het verschil uit tussen veredeling en genetische modificatie.
Slide 28 - Open question
Bij het versterkt broeikaseffect
A
lost CO2 veel meer op in water
B
komt er teveel CO2 in de lucht
Slide 29 - Quiz
Wat is het versterkte broeikaseffect?
A
De laag broeikasgassen wordt dikker, waardoor het warmer wordt.
B
Het gat in de ozonlaag wordt groter
C
Het wordt kouder op aarde
Slide 30 - Quiz
Het broeikaseffect wordt veroorzaakt door broeikasgassen in de dampkring.
Een van de broeikasgassen is CO2.
Door een toename van CO2 in de dampkring blijft er meer warmte hangen in de dampkring.
Hierdoor neemt de temperatuur toe en stijgt de zeespiegel.
Doordat mensen veel energie opwekken, komt er veel CO2 vrij.
Het broeikaseffect maakt leven op aarde mogelijk.
Door een stijging van de zeespiegel kan een deel van Nederland onder water komen te staan.
Slide 31 - Drag question
Draagt ontbossing bij aan een verstrekt broeikaseffect? Leg uit
Slide 32 - Open question
Waarom draagt het smelten van de ijskappen extra bij aan het broeikaseffect?
Slide 33 - Open question
Leerdoelen
Je kunt beredeneren hoe menselijk handelen ecosystemen negatief kunnen beinvloeden
Je kunt beredeneren welke ecologische maatregelen getroffen kunnen worden om ecosystemen te herstellen.
Slide 34 - Slide
Bij het versterkt broeikaseffect
A
lost CO2 veel meer op in water
B
komt er teveel CO2 in de lucht
Slide 35 - Quiz
Wat is het versterkte broeikaseffect?
A
De laag broeikasgassen wordt dikker, waardoor het warmer wordt.
B
Het gat in de ozonlaag wordt groter
C
Het wordt kouder op aarde
Slide 36 - Quiz
Het broeikaseffect wordt veroorzaakt door broeikasgassen in de dampkring.
Een van de broeikasgassen is CO2.
Door een toename van CO2 in de dampkring blijft er meer warmte hangen in de dampkring.
Hierdoor neemt de temperatuur toe en stijgt de zeespiegel.
Doordat mensen veel energie opwekken, komt er veel CO2 vrij.
Het broeikaseffect maakt leven op aarde mogelijk.
Door een stijging van de zeespiegel kan een deel van Nederland onder water komen te staan.
Slide 37 - Drag question
Draagt ontbossing bij aan een verstrekt broeikaseffect? Leg uit
Slide 38 - Open question
Waarom draagt het smelten van de ijskappen extra bij aan het broeikaseffect?
Slide 39 - Open question
Leerdoelen
Je kunt beredeneren hoe menselijk handelen ecosystemen negatief kunnen beinvloeden
Je kunt beredeneren welke ecologische maatregelen getroffen kunnen worden om ecosystemen te herstellen.