This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Natuur en Techniek (H1)
biologie
Slide 1 - Slide
DENKVIERKANT
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Leven op aarde
Na het afkoelen van de aarde, zo'n 3 miljard jaar geleden, ontstaan er bacteriën. Een miljard jaar later ontstaan planten die zuurstof konden produceren uit licht en daarna volgden andere, meercellige organismen.
Slide 4 - Slide
Volgorde van ontstaan leven op aarde:
eencellige organismen
meercellige organismen
vissen
amfibieën
reptielen
zoogdieren
vogels
Slide 5 - Slide
Wat is evolutie ?
Het ontstaan, verdwijnen of veranderen van het leven op aarde
Soort: samen vruchtbare nakomelingen voortbrengen!
Rassen: Vormen uit een geslacht die door de mens (fokken/kruisen) zijn aangepast en niet op een natuurlijke wijze zijn ontstaan. bijv. - dierenras, - plantenras
Slide 11 - Slide
4 rijken
Slide 12 - Slide
Zoek de verschillen en overeenkomsten
Celwand: dit geeft stevigheid en bescherming aan de cel.
Celmembraan: de douane van de cel. Hier wordt bepaald wat een cel in en uit mag.
Cytoplasma: vloeistof in een cel, bevat organellen (onderdelen van de cel met eigen functie, bijvoorbeeld chlorofyl)
Celkern: bevat erfelijk materiaal
Slide 13 - Slide
Soorten cellen
Slide 14 - Slide
Cellen
Cellen zijn kleine bouwstenen van organismen.
Alles wat leeft bestaat uit cellen.
Er zijn veel verschillende cellen.
Alleen zichtbaar onder een microscoop
Slide 15 - Slide
Het menselijk lichaam heeft heel veel soorten cellen
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
Van cel tot organisme
Slide 18 - Slide
Van cel tot organisme
Slide 19 - Slide
Organen en orgaanstelsels
Slide 20 - Slide
Weefsels van mensen
Een groep cellen met dezelfde vorm en
functie = weefsel
Een orgaan bestaat uit
verschillende weefsels.
Slide 21 - Slide
Orgaantransplantatie
Niet goed werkend orgaan, orgaantransplantatienodig.
Orgaan afkomstig van orgaandonor
Slide 22 - Slide
Orgaandonatie
- Orgaantransplantatie
- Donor
- Orgaanafstoting
- Afstotingsremmers
Slide 23 - Slide
Bij de meeste zoogdieren zijn de organen en orgaanstelsels hetzelfde als bij de mens.
Bij insecten ziet het er anders uit, maar hebben wel organen en orgaanstelsels.
Slide 24 - Slide
Insecten
Ook insecten hebben organen en orgaanstelsels.
Slide 25 - Slide
We hebben het nu vooral over organen en orgaanstelsels van mensen gehad. Planten hebben ook organen en orgaanstelsel. Ook deze moet je kunnen benoemen
Slide 26 - Slide
Orgaanstelsel: Dier
Orgaanstelsel: Plant
Slide 27 - Slide
Organen en orgaanstelsels planten:
Plant voldoet aan alle levenskenmerken!
Cellen – weefsels – organen – orgaanstelsels.
Plant heeft organen. - Wortels – opname water + vastzetten plant. - Stengels – vervoer water en voedingsstoffen. - bladeren – nerven + bladmoes → fotosynthese - bloemen – voortplanting (nieuwe zaden).
De orgaanstelsels: bijv. vatenstelsel, ademhalingsstelsel en voortplantingsstelsel
Slide 28 - Slide
Planten
--> Eencellig / Meercellig
--> Vaatplanten / Niet-vaatplanten
(mossen!)
--> Zaadplanten / Sporenplanten
Slide 29 - Slide
Levenskenmerken
Levenskenmerken:
Groei
Ontwikkeling
Reageren op prikkels
Bewegen
Stofwisseling
Voeden
Ademen
Uitscheiden
Voortplanting
Slide 30 - Slide
Groei
Groei: Het groter en zwaarder worden van een organisme.
Alle organismen groeien!
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Video
Slide 33 - Video
Levend, dood of levenloos
Levend: organismen vertoont levenskenmerken
Dood: Organismen vertoont geen levenskenmerken
Levenloos: Heeft nooit levenskenmerken gehad
Dus geen organisme
Is iets bewerkt door de mens, dan is het levenloos
Slide 34 - Slide
Welke verschillen zijn er tussen dierlijke en plantaardige cellen?
A
vacuole, bladgroenkorrels, celkern
B
celkern, celplasma, celmembraan
C
vacuole, bladgroenkorrels, celwand
D
bladgroenkorrels
Slide 35 - Quiz
Wat is een orgaanstelsel?
A
alle organen die werken
B
alle organen die bezig zijn met leven
C
alle levende organen
D
alle organen die samenwerken aan 1 taak
Slide 36 - Quiz
Hiernaast zie je een orgaanstelsel. Welk orgaanstelsel is dit?
A
Ademhalingsstelsel
B
Bloedvatenstelsel
C
Beenderstelsel
D
Verteringsstelsel
Slide 37 - Quiz
dood, levend of levenloos?
A
dood
B
levend
C
levenloos
Slide 38 - Quiz
Wat is het verschil tussen levenloos en dood?
A
Iets wat levenloos is, heeft vroeger geleefd. Iets wat dood is heeft nooit geleefd. Het is geen organisme.
B
Iets wat dood is, heeft vroeger geleefd. Iets wat levenloos is heeft nooit geleefd. Het is geen organisme.
C
Als iets levenloos is zit er geen leven meer in dus is het dood.
Slide 39 - Quiz
Wat is mitose ?
A
Celdeling voor nieuwe lichaamscellen
B
Mitose komt alleen voor bij dieren
C
Mitose is een verbrandingsproces
D
Celdeling voor geslachtscellen
Slide 40 - Quiz
Vat de les samen in maximaal 140 tekens #Twitter #X