Taalkundig ontleden (lessenserie)

Overzicht taalkundig ontleden
Woordsoorten
2H+2A+2G
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Overzicht taalkundig ontleden
Woordsoorten
2H+2A+2G

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Vragend voornaamwoord (VRV)
De vier VRV's: wie, wat, welk(e), wat voor (een)
- Staat vooraan een vraagzin.                   
  Welke boeken neem je mee naar school vandaag?
OF
- Je kunt ze vooraan een vraagzin zetten
   Kun je mij vertellen wat voor telefoon jij hebt?
   > Wat voor telefoon heb jij?

Slide 3 - Slide

Huiswerk Moodle - stap 2
Wie dit leest is gek!
Wat is nou een gek verhaaltje? Wie het weet mag het zeggen.
Dit verhaaltje misschien?

Het gaat over een houthakker uit Zuid-Afrika.
Hij solliciteerde bij een bedrijf in Zaandam. Welk bedrijf neemt nu houthakkers aan? De chef vroeg wat voor ervaring de houthakker had.
De houthakker vertelde dat hij gewerkt had in de woestijn. De chef keek hem verbaasd aan: Maar daar zijn toch geen bomen meer? Nee, nu niet meer, antwoordde de houthakker.

Wat een gek verhaal! Hoe vind jij het?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Huiswerk Moodle - stap 2
Wie dit leest is gek!
Wat is nou een gek verhaaltje? Wie het weet mag het zeggen.
Dit verhaaltje misschien?


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Huiswerk Moodle - stap 2
Wie dit leest is gek!
Wat is nou een gek verhaaltje? Wie het weet mag het zeggen.
Dit verhaaltje misschien?

Het gaat over een houthakker uit Zuid-Afrika.
Hij solliciteerde bij een bedrijf in Zaandam. Welk bedrijf neemt nu houthakkers aan? De chef vroeg wat voor ervaring de houthakker had.
De houthakker vertelde dat hij gewerkt had in de woestijn. De chef keek hem verbaasd aan: Maar daar zijn toch geen bomen meer? Nee, nu niet meer, antwoordde de houthakker.

Wat een gek verhaal! Hoe vind jij het?

Slide 8 - Slide

Huiswerk Moodle - stap 3
Ontsnapte papegaai geeft adres

TOKIO (ANP) - Een ontvluchte papegaai is in Japan weer thuis, nadat de vogel zijn adres herhaaldelijk had verteld. Het kennelijk verdwaalde dier werd begin deze maand in de provincie Chiba op straat gevangen door een agente en naar een dierenasiel gebracht.
Daar begon de papegaai luid zijn naam te zeggen, Nakamura Yosuke-kun, gevolgd door het volledige adres van zijn eigenaar.
Het was toen nog maar een eenvoudige opgave om Nakamura Yosuke-kun met zijn baasje te herenigen.

Slide 9 - Slide

Verzin vier vragen over dit nieuwsbericht.
Zorg dat iedere vraag begint met een ander vragend voornaamwoord.

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Video

Leg het verschil tussen en VVW en een bijwoord uit:

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Wat een goed idee!
Wie heeft er niet opgelet?
Wanneer gaan we op vakantie?
Wat voor een auto is dat?
Hoe gaan we dit oplossen?
Vragend voornaamwoord
Bijwoord

Slide 14 - Drag question

Volgend woordsoort - het bijwoord
Kijk: dit filmpje

Maak:
Stap 1 - toets op je laptop
Stap 2 - antwoorden in je schrift
Stap 3 - antwoorden in je schrift
Stap 4 - antwoorden in je schrift

Slide 15 - Slide


A
voorzetsel
B
bijwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Quiz

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
Deze kat vang SNEL muizen.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Quiz

Het weer was erg slecht vandaag.
A
erg is een bijwoord
B
erg is geen bijwoord

Slide 18 - Quiz

Juist of onjuist?
'Een bijwoord kan onder andere bij een ander bijwoord horen.'
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Waar zegt het bijwoord iets over?
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
bijwoord

Slide 20 - Quiz

De kat vangt SNELLE muizen.
A
Bijwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 21 - Quiz

Ze zaten allemaal BUITEN.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 22 - Quiz

Welk woord is geen bijwoord?
A
ergens
B
gisteren
C
niet
D
paars

Slide 23 - Quiz

Benoem alle bijwoorden uit de zin:
'Morgen ga ik buiten waarschijnlijk een ontzettend groot rondje fietsen'

Slide 24 - Open question

Bezittelijk voornaamwoord (BZV)
Staat altijd vóór het woord waar het bij hoort (vaak een ZN)!


hun
zijn
jouw
mijn
jullie
haar
uw
onze
je
Heb je tijdens onze vakantie mijn cadeau aan haar vriend gegeven?

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link

Gemaakt!
Ga naar Moodle (grammatica woordsoorten)
- Stap 1 (twee toetsen, maken op de laptop)
- Stap 2 (twee toetsen, maken op de laptop)
- Stap 3 (schrijf de zinnen met 'hun' en 'jullie' in je schrift)

Slide 27 - Slide

LW
ZNW
BVNW
WW
VZ
VVW
BW
BVNW
Wie
heeft
mijn
erg
dure
horloge
op
het
gelegd?

Slide 28 - Drag question

LW
ZNW
BVNW
WW
VZ
VVW
BW
BVNW
Waarom
heeft
Hans
de
deur
niet
op
slot
gedaan?
rode

Slide 29 - Drag question

Aanwijzend voornaamwoord (AV)
Staat altijd vóór het woord waar het bij hoort (vaak een ZN)!
Staat vaak in de plaats van een LW.

dergelijk
dergelijke
die
deze
dat
dit
dezelfde
zulk
zulke
                                     Deze mensen hebben altijd zulke kleren aan.
                                         av        zn                                        av         zn 
zo'n

Slide 30 - Slide

GEMAAKT
Stap 1 - Download werkblad --> Maak een kopie --> Voeg je antwoorden toe
Stap 2 - Toets op de laptop maken
Stap 3 - schrijf de vier zinnen op in je werkblad van stap 1
Stap 4 - schrijf de vier zinnen op in je werkblad van stap 1

Klaar?
- Inleveren in Classroom!

Slide 31 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord (PSV)
Duidt iets of iemand aan. Zorgt voor variatie in woorden.


ik
hen
jij
hem
we
zij
wij
ons
je
Het konijn is vandaag doodgegaan, ook al leek het zo gezond.
Twijfel je of het een PSV is? Vervang het door een naam! Kan dat? PSV!

Hij heeft heel goed zijn best gedaan vandaag.
(Mauro) heeft heel goed zijn best gedaan vandaag. 
mij
hij
jullie
het
u
ze

Slide 32 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord (PSV)
Stap 1 - TWEE toetsen op laptop maken
Stap 2 - Open een leeg document en schrijf de zes zinnen op
Stap 3 - Schrijf de zes zinnen in het document dat je bij stap 2 hebt aangemaakt
Stap 4 - Noteer je antwoorden in het document van stap 2 en 3

Klaar?
- Inleveren in Classroom!

Slide 33 - Slide

Bijwoord (BW)
Zegt iets over alles behalve over een ZN


WW
- Hij rijdt hard.
! Het afgesplitste deel van het ww is géén VZ, maar een BW ! (Ga ik door naar de 2e klas?)
BN
- Hij is erg aardig.
Ander BW
- Dat is een heel erg rode auto.
TIJD
- toen, ooit, gisteren, morgen, ....
PLAATS
- daar, ...
waarom, waarmee, wanneer, hoe, hoeveel, ....

Slide 34 - Slide