H10.2 Sinus, cosinus en tangens

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 3

Welkom

Paragraaf 10.2 Sinus, Cosinus en Tangens

Lesdoelen

• Je leert de goniometrische verhouding van de Sinus
• Je leert de goniometrische verhouding van de Cosinus

SOS CAS TOA

SOS CAS TOA

Begin met opschrijven welke gegevens je uit het plaatje kunt halen:

welke hoek wil je weten?

welke zijden heb je?

welke formule hoort daarbij?

SOS CAS TOA

Schrijf achter de gegevens SOA en bepaal of je tan, sin of cos moet gebruiken

SOS CAS TOA

Nu je weet dat je sinus moet gebruiken, vul je de verhouding van sinus in

Je kunt nu zelf op de slide de berekening/uitleg meeschrijven met de leerling. Hiervoor druk je tijdens het geven van de les op het potloodje rechts onderaan in de balk.

SOS CAS TOA

SOS CAS TOA

Begin met opschrijven welke gegevens je uit het plaatje kunt halen:

welke hoek wil je weten?

welke zijden heb je?

welke formule hoort daarbij?

Je kunt nu zelf op de slide de berekening/uitleg meeschrijven met de leerling. Hiervoor druk je tijdens het geven van de les op het potloodje rechts onderaan in de balk.

SOS CAS TOA

.

...

Je kunt nu zelf op de slide de berekening/uitleg meeschrijven met de leerling. Hiervoor druk je tijdens het geven van de les op het potloodje rechts onderaan in de balk.

SOS CAS TOA

We gaan in stappen deze vraag beantwoorden.

Pak je rekenmachine er vast bij.

Welke berekening met de tangens klopt bij ∠B ?

1. tan∠B=​5​​4​​
2. tan∠B=​5​​3​​
3. tan∠B=​3​​4​​
4. tan∠B=​5​​3​​

SOS CAS TOA

Vanaf hoek A gezien zit zijde AB aan hoek A en de rechte hoek vast en ligt zijde AC tegenover de rechte hoek.

AB is dus aanliggende rechthoekszijde en

AC de schuine zijde.

SOS CAS TOA -> de a en s zit in CAS, dus je moet de cosinus gaan gebruiken

Welke formule moet je gebruiken?

reken de zijde uit!

SOS CAS TOA

Vanaf hoek A gezien zit zijde AB aan hoek A en de rechte hoek vast en ligt zijde AC tegenover de rechte hoek.

AB is dus aanliggende rechthoekszijde en

AC de schuine zijde.

SOS CAS TOA -> de a en s zit in CAS, dus je moet de cosinus gaan gebruiken

cos hoek A = A : S = AB : AC

cos 45o = AB : 10        ( denkwolkje   3 = 6 : 2 )

AB = 10 x cos 45o = 7,07 cm

Tot ziens iedereen