§2.4 t/m §2.7 Bevolking & ruimte in Nederland en Duitsland

Bevolking & Ruimte in Nederland:
1 / 16
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bevolking & Ruimte in Nederland:

Slide 1 - Slide

Bevolking & Ruimte in Duitsland:

Slide 2 - Slide

In de afbeelding staan drie bevolkingsdiagrammen van Nederland van 1950, 2015 en 2060 (prognose). De bevolkingsdiagrammen staan in willekeurige volgorde.
Sleep de jaartallen naar de juiste bevolkingsdiagram:
1950
2015
2060

Slide 3 - Drag question


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Naar aanleiding van de bevolkingsdiagrammen worden twee
uitspraken gedaan.
Uitspraak 1: in Berlijn is het percentage mensen tussen de 25 en 45 jaar  hoger dan in heel Duitsland.
Uitspraak 2: tussen 2019 en 2040 zal Berlijn meer vergrijzen dan
 Duitsland als geheel. 
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 4 - Quiz


De afbeelding gaat over de bevolkingsontwikkeling in absolute aantallen van Nederland van november 2019.
De natuurlijke bevolkingsgroei is aangegeven met een X.

Uitspraak 1: in november 2019 waren in Nederland meer geboorten dan
sterfgevallen.
Uitspraak 2: in november 2019 emigreerden meer mensen dan er
immigreerden. 
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 5 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Eind jaren 60 gingen veel vrouwen in Nederland de anticonceptiepil of een ander voorbehoedsmiddel gebruiken.
In welke fase van het demografisch transitiemodel bevond Nederland zich eind jaren 60?
A
in fase 1
B
in fase 2
C
in fase 3
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 6 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

In de grafiek zijn de begrippen natuurlijke bevolkingsgroei,
sociale bevolkingsgroei en totale bevolkingsgroei vervangen door de cijfers 1, 2 en 3.

Waar staan de begrippen juist bij de cijfers 1, 2 en 3? 
A
1. natuurlijke bevolkingsgroei, 2. sociale bevolkingsgroei, 3. totale bevolkingsgroei
B
1. natuurlijke bevolkingsgroei, 2. totale bevolkingsgroei, 3. sociale bevolkingsgroei
C
1. sociale bevolkingsgroei, 2. natuurlijke bevolkingsgroei, 3. totale bevolkingsgroei
D
1. sociale bevolkingsgroei, 2. totale bevolkingsgroei, 3. natuurlijke bevolkingsgroei

Slide 7 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Duitsland heeft in elke periode een andere belangrijke groep immigranten.

Waar staat de juiste groep immigranten bij elke periode? 
A
1960-1965: asielzoekers uit oorlogsgebieden, 1968-1974: gastarbeiders uit Zuid-Europa en Turkije, 2010-2018: gezinshereniging
B
1960-1965: asielzoekers uit oorlogsgebieden, 1968-1974: gezinshereniging, 2010-2018: gastarbeiders uit Zuid-Europa en Turkije
C
1960-1965: gastarbeiders uit Zuid-Europa en Turkije, 1968-1974: asielzoekers uit oorlogsgebieden, 2010-2018: gezinshereniging
D
1960-1965: gastarbeiders uit Zuid-Europa en Turkije, 1968-1974: gezinshereniging, 2010-2018: asielzoekers uit oorlogsgebieden

Slide 8 - Quiz


Vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond komen uit landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (uitgezonderd Indonesië en Japan). De afbeelding vergelijkt het aantal geboorten van vrouwen in Nederland zonder migratie-achtergrond met het aantal geboorten van vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond in Nederland.

Welke uitspraak over de vergelijking tussen beide groepen vrouwen is juist?
A
Het aantal geborenen per 1000 vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond komt dichter bij dat van vrouwen zonder migratieachtergrond.
B
In 2013 werden er per 1000 vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond meer kinderen geboren dan in 2000.
C
Vrouwen zonder migratieachtergrond boven de 40 jaar krijgen meer kinderen dan vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond boven de 40 jaar.
D
Vrouwen zonder migratieachtergrond krijgen op jongere leeftijd meer kinderen dan vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond.

Slide 9 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

In de afbeelding zijn foto’s van vier wijken in Utrecht te zien.

Waar staan de wijken op de foto’s in de juiste volgorde van oudste bouwperiode naar jongste bouwperiode? 
A
4 - 1 - 2 - 3
B
4 - 1 - 3 - 2
C
4 - 2 - 3 - 1
D
4 - 3 - 1 - 2

Slide 10 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.
Over de winkels van de Albert Heijn worden drie uitspraken gedaan.
Uitspraak 1: de Albert Heijn-supermarkt voor de dagelijkse boodschappen heeft een kleinere reikwijdte dan de Albert Heijn XLsupermarkt.
Uitspraak 2: de Albert Heijn-supermarkt voor de dagelijkse boodschappen
heeft een lagere drempelwaarde dan de Albert Heijn XLsupermarkt.
Uitspraak 3: het verzorgingsgebied van de Albert Heijn-supermarkt is
groter dan die van de Albert Heijn XL-supermarkt.
A
Uitspraak 1 en 2 zijn juist
B
Uitspraak 2 en 3 zijn juist
C
Uitspraak 1 en 3 zijn juist
D
Alle uitspraken zijn juist

Slide 11 - Quiz

In de afbeelding staan drie bevolkingsdiagrammen van Duitsland van 1950, 2011, 2030 en 2060 (prognose). De bevolkingsdiagrammen staan in willekeurige volgorde.
Sleep de jaartallen naar de juiste bevolkingsdiagram:
1950
2011
2030
2060

Slide 12 - Drag question


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

De afbeelding gaat over de migratie tussen (voormalig) Oost-Duitsland en (voormalig) West-Duitsland.

Welke lijn geeft de migratie aan van (voormalig) Oost-Duitsland naar (voormalig) West-Duitsland? 
A
Lijn 1
B
Lijn 2

Slide 13 - Quiz


Klik op de afbeelding om te zoomen.
In is de afbeelding is de natuurlijke bevolkingsontwikkeling van Duitsland weergegeven.
Twee uitspraken:
Uitspraak 1: na 1950 kende de Duitse bevolking eerst een 
sterfteoverschot en daarna een geboorteoverschot.
Uitspraak 2: het sterfteoverschot neemt toe door de vergrijzing van de
Duitse bevolking. 
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 14 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

In de kaarten zijn met pijlen de belangrijkste binnenlandse
migratiestromen met het oosten van Duitsland als vertrekgebied
weergegeven.
Welke kaart geeft de juiste richting van de grootste binnenlandse
migratiestromen vanaf 2010 weer? 
A
Kaart 1
B
Kaart 2
C
Kaart 3

Slide 15 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Welk begrip past het best bij de afbeelding?
A
bevolkingsdichtheid
B
bevolkingsspreiding
C
integratie
D
sociale ongelijkheid

Slide 16 - Quiz