Bi-3H-11.4 Je lijkt op (Laurens)

11.4 + 11.6  Erfelijkheid
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

11.4 + 11.6  Erfelijkheid

Slide 1 - Slide

11.4 leerdoelen
Na deze les:
  1. Kun je uitleggen dat chromosomen je erfelijke eigenschappen bepalen én dat je chromosomen doorgeeft
  2. Kun je benoemen welke chromosomen het geslacht bepalen
  3. Kun je uitleggen hoe eigenschappen op de chromosomen zitten
  4. Kun je uitleggen hoe je uiterlijk bepaald wordt

Slide 2 - Slide

Leerdoel
Je kan uitleggen dat chromosomen je erfelijke eigenschappen bepalen

Je kan uitleggen hoe je uiterlijk bepaald wordt

Slide 3 - Slide

Erfelijke eigenschappen (DNA) liggen in chromosomen

Slide 4 - Slide

Kijk eens naar elkaar!
  • Welke eigenschappen zie je?
  • Eigenschappen zijn kenmerken die bij een soort hetzelfde zijn (die alle mensen hebben)

  • Er is variatie in eigenschappen: verschillende verschijningsvormen of fenotype
          Iemands fenotype voor haarkleur is bijvoorbeeld bruin
          Of mijn fenotype voor oogkleur is groen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Michael Jackson:

zelfde genotype, maar zijn fenotype verandert

Slide 8 - Slide

Leerdoel
Je kan benoemen welke chromosomen het geslacht bepalen

Slide 9 - Slide

Meisje of jongen?
  • 46 chromosomen in paren (23 paren)
  • Dit schrijf je als "2n" en heet diploïd

  • 22 paar chromosomen even lang

  • Het 23e paar chromosomen   
     vormt de geslachtschromosomen


  • 2 gelijke =                   XX= meisje
  • 1 groot + 1 klein =      XY= jongen
 chromosomenkaart /  karyogram

Slide 10 - Slide

Leerdoel
Je kan uitleggen hoe eigenschappen op de chromosomen zitten

Slide 11 - Slide

Cel-celkern-chromosomen-DNA-gen

Slide 12 - Slide

  • Gen: stukje DNA met informatie voor 1 eigenschap
    Is dus een rijtje letters (GCTTAC bijvoorbeeld) dat je lichaam afleest
  • Op een chromosomenpaar zitten dezelfde genen
  • Genotype: alle eigenschappen op al je chromosomen
  • Genoom: alle genen en chromosomen samen

Gen

Slide 13 - Slide

Leerdoel
Je kan uitleggen dat chromosomen je erfelijke eigenschappen bepalen én dat je chromosomen doorgeeft

Slide 14 - Slide

Geslachtscellen

Van elk chromosomenpaar komt er 1 chromosoom in de geslachtscel.

Dit noem je haploïd

Vrouwelijke geslachtscel = eicel
Mannelijke geslachtscel = zaadcel

Slide 15 - Slide

Geslachtscel en Lichaamscel
  • Wat is het verschil tussen een lichaamscel en een geslachtscel?

Slide 16 - Slide

Chromosomen doorgeven
In de eierstokken
In de teelballen

Slide 17 - Slide

Kruisingsschema

Slide 18 - Slide






Opdrachten:
Bouwbeschriving: 3, 4, 5
Lijken op ouders: 6, 7, 8 ,9, 10,
Genen: 11, 12,
Genotype/fenotype: 14, 16, 17, 18,
Aangeboren aandoeningen: 19, 20, 21, 22 t/m 24
(Huis-)werk

Slide 19 - Slide

11.6
Cellen en Chromosomen

Slide 20 - Slide

11.6 leerdoelen
Na deze les:
  1. Kun je uitleggen hoe geslachtscellen vormen
  2. Kun je uitleggen hoe nieuwe lichaamscellen vormen
  3. Kun je uitleggen hoe verschillende soorten cellen ontstaan

Slide 21 - Slide

Leerdoel
Je kan uitleggen hoe geslachtscellen vormen

Slide 22 - Slide

Meiose: reductiedeling
let op!   46 chr---> 23 chr + 23 chr
1 exemplaar van elk chromosoom (haploïd = n)

Slide 23 - Slide

Leerdoel
Je kan uitleggen hoe nieuwe lichaamscellen vormen

Slide 24 - Slide

Bevruchting


23 + 23 chromosomen =

46 chromosomen!

Slide 25 - Slide

Mitose 
  • Exacte kopie van moedercel:
    (46 chromosomen ---> 46 chr + 46 chr) diploïd (2n)

  • Er ontstaan nieuwe cellen
    voor groei of herstel

Slide 26 - Slide

Mitose
Let op!  46 chr ---> 46 chr + 46 chr

Slide 27 - Slide

Meiose en Mitose

Slide 28 - Slide

Leerdoel
Je kan uitleggen hoe verschillende soorten cellen ontstaan

Slide 29 - Slide

Hoe krijg je verschillende soorten 
cellen? 

Alle cellen hebben hetzelfde DNA --> toch anders?
  • Verschillen in vorm en grootte: celdifferentiatie
  • Verschillen in functie: celspecialisatie

Slide 30 - Slide

Waardoor verschillende soorten cellen?
  • Eiwitten zetten genen aan/uit

  • De regelgenen bepalen welk soort  eiwit er gemaakt wordt  

  • Deze eiwitten werken als een soort schakelaar

Slide 31 - Slide

Regelgenen 

Slide 32 - Slide

11.6 (Huis)werk


M.11.6 Opdr.: 3, 4, 5, 6, 7, 8

Verdieping blz. 58. vraag 3, 4

Samenvatten blz. 53 opdr 17 t/m 18

Slide 33 - Slide






Opdrachten:
Bouwbeschriving: 3, 4, 5
Lijken op ouders: 6, 7, 8 ,9, 10,
Genen: 11, 12,
Genotype/fenotype: 14, 16, 17, 18,
Aangeboren aandoeningen: 19, 20, 21, 22 t/m 24
(Huis-)werk

Slide 34 - Slide