woordenschat

Doel van deze les: 

Ik leer de betekenis van nieuwe woorden

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 5-8

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Doel van deze les: 

Ik leer de betekenis van nieuwe woorden

Slide 1 - Slide

Als je uit een ander land komt en je moet ineens Nederlands gaan praten, is dat best moeilijk. 

Kijk maar eens mee welke woorden deze nieuwe kinderen in Nederland, erg lastig vinden. 

Slide 2 - Slide


Gelukkig gebruik jij al heel veel woorden. Toch is het goed om je woordenschat te blijven uitbreiden. Elke dag leer je, zonder dat je het doorhebt, nieuwe woorden. Dit is belangrijk om alles om je heen, in het nieuws, op straat, in de klas of thuis goed te kunnen begrijpen
Deze les gaan we weer wat nieuwe woorden leren. 


Slide 3 - Slide

Wat is een ander woord voor
'absurd'?
Het is absurd dat hij nooit sokken draagt in de winter.
A
normaal
B
verlegen
C
abuis
D
heel raar

Slide 4 - Quiz

Wat is een ander woord voor 'doorgaans'?
Ik ontbijt doorgaans om 7 uur.
A
soms
B
doorzetten
C
gewoonlijk
D
nooit

Slide 5 - Quiz

Wat is een ander woord voor 'doven'?
Die meneer hoort je niet, hij is doof.
Mijn moeder dooft de kaars.
2 antwoorden zijn goed
A
slechthorenden
B
blazen
C
stilte
D
uitdoen

Slide 6 - Quiz

Wat is een ander woord voor 'combineren'?
We combineren het winkelen met een bezoekje aan oma.
A
spreken
B
nakijken
C
aanpassen
D
samenvoegen

Slide 7 - Quiz

Wat is een ander woord voor 'expert'?
Zij is een expert en weet alles over de pandabeer.
A
deskundige
B
knap
C
goed
D
expertise

Slide 8 - Quiz

Schrijf of typ  de woorden en schrijf er een zin mee.

1.  Absurd
2. Doorgaans
3. Doven
4. Combineren
5. Expert



Slide 9 - Slide

Wat is een ander woord voor 'behoorlijk'?
Dat is een behoorlijk eind vliegen naar Australië.
A
sterk
B
nogal
C
veel
D
matig

Slide 10 - Quiz

Wat wordt bedoeld met 'uitmuntend'?
Zij kregen een uitmuntend voor hun presentatie.
A
uitroepend
B
uit je portemonnee
C
heel erg goed
D
uitrekenend

Slide 11 - Quiz

Wat wordt bedoeld met 'weigeren'?
De kleine jongen weigerde zijn spruiten op te eten.
A
rechtop
B
twijfelen
C
woedend
D
iets niet willen

Slide 12 - Quiz

Wat wordt bedoeld met 'verijdelen'?
Door het verraden van zijn plan verijdelde ze de overval.
A
Laten mislukken
B
Voor de spiegel staan
C
Mooi maken
D
Vastleggen

Slide 13 - Quiz

Wat wordt bedoeld met 'zorgvuldig'
Heel zorgvuldig werd het breekbare cadeau ingepakt.
A
precies
B
ongeduldig
C
zorgen voor een ander
D
snel

Slide 14 - Quiz


Schrijf of typ een ander woord voor de woorden die de kinderen uit het filmpje moeilijk vinden.

1. gefeliciteerd
2. lantaarnpaal
3. welkom
4. lieveheersbeestje
5. vogelverschrikker




6. schaduw
7. juf
8. afstandsbediening
9. herinnering
10. trots 

Slide 15 - Slide

Wat gezellig om je weer te zien!

Slide 16 - Slide