Grammatica H4 (2bk)

Grammatica  H4:  LW & ZN
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammatica  H4:  LW & ZN

Slide 1 - Slide

Even opfrissen...

Slide 2 - Slide

Welke lidwoorden ken je?

Slide 3 - Open question

Lidwoorden

Slide 4 - Slide

Wat zijn zelfstandig naamwoorden?

Slide 5 - Open question

OPDRACHT
Kijk naar het uitlegfilmpje

Slide 6 - Slide

Zelfstandig naamwoorden

Namen voor mensen, dieren, dingen en planten

1. je kunt er een LW voor zetten

2. Je kunt het verkleinen

3. Je kunt er meervoud van maken

Slide 7 - Slide

lopen
timer
0:10
A
Werkwoord
B
Lidwoord
C
Zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Quiz

Mill
timer
0:10
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Werkwoord

Slide 9 - Quiz

een
timer
0:10
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Werkwoord

Slide 10 - Quiz

rijst
timer
0:10
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Werkwoord

Slide 11 - Quiz

verbouwing
timer
0:10
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Werkwoord

Slide 12 - Quiz

De
verkoper
glimlacht
Werkwoord
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord

Slide 13 - Drag question

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
geen van deze drie

Slide 14 - Quiz

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
______________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
geen van deze drie

Slide 15 - Quiz

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
_____
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
geen van deze drie

Slide 16 - Quiz

OPDRACHT
Maak opdracht 2 (blz. 148) in duo's

Slide 17 - Slide

Welke woordsoort moet op het streepje staan?

___ vogels vliegen in de lucht.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
geen woordsoort

Slide 18 - Quiz

Welke woordsoort moet op het streepje staan?

De koeien _____ weer naar buiten.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
geen woordsoort

Slide 19 - Quiz


Welke woordsoort moet op het streepje staan?
Janneke heeft een mooi ____ aan.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
geen woordsoort

Slide 20 - Quiz

Wat hebben jullie deze les geleerd?

Slide 21 - Open question