This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Formatieve toets
H5 Waarneming, regeling en gedrag
Slide 1 - Slide
Deze formatieve toets bestaat uit 27 vragen.
Voor deze formatieve toets kun je totaal 38 punten halen.
Vragen over BS1, je omgeving waarnemen zijn blauw
Vragen over BS2, voelen, ruiken en proeven zijn groen
Vragen over BS3, Horen en zien zijn rood
Slide 2 - Slide
Een zintuig is een orgaan dat reageert op invloeden uit het milieu.
A
juist
B
onjuist
Slide 3 - Quiz
Over de hersenen zeggen twee leerlingen het volgende. Wesley: 'De hersenen zijn gevoelig voor prikkels.' Teun: 'In de hersenen word je je van de waarneming bewust.'
Wie heeft gelijk?
A
Wesley
B
Teun
C
Wesley en Teun
D
Geen van beiden
Slide 4 - Quiz
Een invloed uit het milieu op een organisme noemen we een impuls.
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quiz
Wat is een impuls?
Slide 6 - Open question
Hierna staan twee functies genoemd: 1. het waarnemen van prikkels; 2. het verwerken van seintjes, afkomstig van zintuigen.
Welk(e) van deze functies wordt/worden vervuld door het zenuwstelsel?
A
alleen 1
B
alleen 2
C
1 en 2
Slide 7 - Quiz
Sleep de juiste ligging naar het juiste zintuig.
huid
oren
ogen
Slide 8 - Drag question
Je pakt je koude fietsstuur stevig vast.
Welke zintuigen reageren zodra je jouw koude fietsstuur vast pakt?
A
drukzintuigen en evenwichtszintuig
B
evenwichtszintuig
en warmtezintuig
C
koudezintuig
en warmtezintuig
D
koudezintuig en drukzintuig
Slide 9 - Quiz
Je bent thuis. Je hoort muziek, ruikt het eten dat wordt gekookt, en ziet het zonlicht dat de woonkamer binnen schijnt. Wat is de prikkel voor de reukzintuigen?
A
geur van eten
B
muziek
C
zonlicht
D
geur van eten, muziek en zonlicht
Slide 10 - Quiz
Waar wordt pijn mee waargenomen?
Slide 11 - Open question
Met welk nummer is een pijnpunt aangegeven? Met nummer ...
Slide 12 - Open question
In welke van de genummerde lagen ligt vet opgeslagen? in laag ...
Slide 13 - Open question
Iemand heeft snel last van vet haar. Welke stof wordt bij deze persoon veel geproduceerd door de hoofdhuid?
Slide 14 - Open question
Tijdens inspanning bij hoge temperatuur verliest het lichaam veel vocht door zweten. De zweetklieren krijgen water en opgeloste stoffen aangevoerd door bloedvaatjes in de huid.
Hoe heet de laag van de huid waarin deze bloedvaatjes zich bevinden?
A
de hoornlaag
B
de kiemlaag
C
de lederhuid
Slide 15 - Quiz
Wat is de functie van zweet?
A
zweet houdt de opperhuid soepel
B
door zweet raakt het lichaam overtollig vocht kwijt
C
door zweten koel je af
D
door zweten krijg je het warmer
Slide 16 - Quiz
Hoe heet de laag van de huid waarin de meeste celdelingen plaatsvinden?
Slide 17 - Open question
Waar in het neusslijmvlies liggen de zintuigcellen?
A
boven in je neusholte
B
onder in je neusholte
C
overal in je neusholte
D
door zweten krijg je het warmer
Slide 18 - Quiz
Eén smaakknopje in je tong kan vijf smaken onderscheiden.
A
juist
B
onjuist
Slide 19 - Quiz
Als je verkouden bent, kun je minder goed proeven.
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quiz
Met welk nummer wordt de buis van Eustachius aangegeven?
A
Met nummer 3
B
Meet nummer 7
C
Met nummer 11
D
Met nummer 12
Slide 21 - Quiz
In welk van de genummerde delen van de afbeelding treden beschadegingen op als je te lang naar harde geluiden luistert?
A
In deel 5
B
In deel 10
C
In deel 11
D
In deel 12
Slide 22 - Quiz
Hoe heet het deel van het oor waar prikkels worden omgezet in impulsen?
Slide 23 - Open question
Welke drie gehoorbeentjes heb je?
Slide 24 - Open question
Laten de pupillen weinig of veel licht door?
A
weinig
B
veel
C
dat kun je niet zien
Slide 25 - Quiz
Hieronder staan vijf delen van een oog van de mens.
Door welke van de genoemde delen gaan de lichtstralen achtereenvolgens voordat ze impulsen in het oog kunnen veroorzaken?
lens
pupil
glasachtiglichaam
Tekstnetvlies
hoornvlies
Slide 26 - Drag question
Met welk deel van het oog kan een beeld het scherpst worden gezien?
A
deel 4
B
deel 7
C
deel 8
D
deel 11
Slide 27 - Quiz
Iemand die verziend is, ziet dichtbij minder goed dan ver weg.
A
juist
B
onjuist
Slide 28 - Quiz
Iemand die bijziend is heeft een bril nodig met bolle lenzen