medicatie toedienen

Medicatie 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Medicatie 

Slide 1 - Slide

Het delen van medicatie is een
A
voorbehouden handeling
B
risicovolle handeling

Slide 2 - Quiz

Wat is nasale medicatie?
A
Medicatie voor je ogen
B
Medicatie voor je neus
C
Medicatie voor je oren
D
Medicatie rectaal

Slide 3 - Quiz

transdermale medicatie heeft werking...
A
op de huid
B
door de huid

Slide 4 - Quiz

Welke medicatie wordt per os de medicatie indienen?
A
rectaal
B
op de huid
C
spuiten
D
oraal

Slide 5 - Quiz

Wie moet alert zijn op signalen van problemen met medicatie?
A
De arts
B
De verzorgende
C
De helpende
D
Alle zorgverleners

Slide 6 - Quiz

medicatie rectaal betekent:
A
via de anus
B
via de mond
C
via een injectie
D
via de huid

Slide 7 - Quiz

Mag je medicatie malen?
A
Ja, als de arts dat heeft voorgeschreven
B
Nee, want dan werkt het minder goed
C
Niet alle medicatie mag je malen
D
Ja hoor, in de maag valt het toch uit een

Slide 8 - Quiz

een zetpil is een vorm van..... medicatie
A
enterale
B
parenterale

Slide 9 - Quiz

Wanneer je sublinguaal moet toedienen waar dien je de medicatie toe?

A
In de neus
B
Rectaal
C
In de wangzak
D
Onder de tong

Slide 10 - Quiz

Op welke 5 dingen moet je letten bij het aanreiken van medicatie?
Juiste medicijn, patiënt, tijdstip, wijze van toediening en .......... ?
A
goedkoop
B
merk
C
dosis

Slide 11 - Quiz

Wat doe je met een patiënt die niet wil meewerken?
A
Een goed gesprek mee hebben
B
Op straat zetten
C
Medicatie toedienen zodat diegene rustig wordt
D
Fixeren aan het bed

Slide 12 - Quiz

Deze medicijnvorm noemen we
A
Tablet
B
Dragee
C
Bruistablet
D
Smelttablet

Slide 13 - Quiz

Waar bevinden zich slijmvliezen?
A
Neus en mond
B
Urinewegen en vagina
C
Ogen
D
Haar

Slide 14 - Quiz

Welke medicijnvorm zie je hier?
A
Tablet
B
Dragee
C
Bruistablet
D
Capsule

Slide 15 - Quiz

Deze medicijnvorm noemen we
A
Tablet
B
Dragee
C
Bruistablet
D
Capsule

Slide 16 - Quiz

Hoe heet het medicatie uitgiftesysteem dat je mag gebruiken in de functie van Helpende plus?
A
Baxter
B
Medicijnkar
C
Dexter
D
CIZ

Slide 17 - Quiz

De apotheker is de enige die de inhoud van een zakje van Baxtersysteem mag aanpassen
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quiz

Als medicijnen in de baxterrol zitten hoef je ze niet meer te controleren. Dat heeft de apotheek al gedaan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Welke medicijnen behoren tot de orale medicatie?
A
Dranken - sublinguale tabletten - Oogzalf
B
Dranken - sublinguale tabletten - capsules
C
Oogzalf - inhalatiespray - rectiole
D
Rectiole - sublinguale tabletten - capsules

Slide 20 - Quiz

Wat is dit?
A
Bruistablet
B
Smelttablet
C
Tablet
D
Zetpil

Slide 21 - Quiz