Les 6:Medicatie Nieren en urinewegen

Nieren en urinewegen
Les 6
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nieren en urinewegen
Les 6

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Medicatie nieren en urinewegen

Slide 2 - Slide

fnfjjfjm
vandaag
  • bespreken kort de opdracht 4 medicatie nieren en urinewegen
  • Herhaling van lesstof door middel van quiz


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Blaasproblemen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Als een zorgvrager niet kan urineren, maar er zit wel voldoende urine in zijn/haar blaas, noem je dat :
A
urine-incontinentie
B
urge-incontinentie
C
urine-retentie
D
overloopblaas

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Bij deze vorm van incontinentie is de controle over de blaasspieren verdwenen
A
urge-incontinentie
B
reflexincontinentie
C
overloop-incontinentie
D
hormonale incontinentie

Slide 6 - Quiz

Er is sprake van een stoornis aan het zenuwstelsel waardoor de controle over de spieren van de blaas verdwijnt. 
Door geen aandrang worden onregelmatig druppeltjes verloren
A
Reflexincontinentie
B
Stress incontinentie
C
Hormonale incontinentie
D
Overloopincontinentie

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Slechtere doorbloeding van het slijmvlies in de urinebuis waardoor incontinentie ontstaat
A
Hormonale incontinentie
B
Aandrangincontinentie
C
Reflexincontinentie
D
Druppelincontinentie

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Meestal het gevolg van een verslapping van de bekkenbodemspieren. Urineverlies komt bij drukverhoging (hoesten)
A
Urge-incontinentie
B
Hormonale incontinentie
C
Stressincontinentie
D
Functionele incontinentie

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Dhr. Haas heeft wel eens een ongelukje, hij bereikt dan niet op tijd het toilet.


A
Druppel-incontinentie
B
Urge-incontinentie
C
Stress-incontinentie
D
Overloop-incontinentie

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noemen we ongewild verlies van kleine beetjes urine uit een volle blaas?
A
Reflexincontinentie
B
Urge-incontinentie
C
Overloopincontinentie
D
Stressincontinentie

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke vorm van incontinentie is bekkenbodem fysiotherapie geindiceerd?
A
Urge incontinentie
B
Stress incontinentie
C
Overloop incontinentie

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Vrouwen in de overgang kunnen last krijgen van hormonale incontinentie doordat het slijmvlies in de urinebuis slechter doorbloed raakt.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Nieren

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

ultrafiltratie wordt mogelijk gemaakt door een ........... bloeddruk in de nieren
A
relatief hoge
B
relatief lage

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel liter voorurine produceren we per dag?

A
70
B
170
C
200
D
240

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke aandoening komt hoge koorts, flankpijn en troebele urine voor?
A
Hydronefrose
B
Nefrotisch syndroom
C
Pyelonefritis
D
Vesico-ureterale reflux

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Welke symptoom hoort NIET bij het nefrotisch syndroom?
A
oedeem
B
hypo-albuminemie
C
proteïnurie
D
hematurie

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel uur per dag filtert peritoneale dialyse het bloed
A
12 uur per dag
B
5 uur per dag
C
24 uur per dag
D
1 uur per dag

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Een pyelonefritis is vaak een complicatie van
A
Glomerulonefritis
B
Cystitis
C
Urolithiasis
D
Dialyse

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat zie je bij een hypovolemische shock?
A
Verminderde nierfunctie
B
Toegenomen nierfunctie
C
Normale nierfunctie
D
Noodzaak tot dialyse

Slide 21 - Quiz

Hypovolemische shock: bij ernstige uitdroging (dehydratatie) of grote hoeveelheden bloedverlies. De behandeling bestaat uit het geven van (intraveneus) vocht of bloedtransfusies.

Dalende urineproductie (oligurie of anurie): Door slechte circulatie is de bloedtoevoer naar de nieren verminderd. Hierdoor zal er minder urine geproduceerd worden tot <0,5 ml/Kg/uur.
Wat doet men bij een TURP?
A
Verwijderen van een tumor
B
Verwijderen van de blaas
C
Verwijderen van de prostaat
D
Verwijderen van de eierstok

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke aandoening kan een prostatectomie geïndiceerd zijn?
A
Prostatitis
B
Benigne prostaat hypertrofie
C
Prostaatcarcinoom
D
Dubbelzijdige cystenieren

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Een kenmerk van benigne prostaat hyperplasie is
A
een kwaadaardige tumor van de prostaat
B
ontstaat vanuit het slijmvlies van de blaaswand
C
openbaart zich vanaf 70ste levensjaar
D
plassen gaat moeizamer

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Welke tumormarker geeft informatie over de prostaat?
A
BSE
B
PSA
C
AFP
D
CEA

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Volgende week
Herhalen van alle stof
Boek anatomie en fysiologie niveau 4 (BSL)
- Hoofdstuk 5; 172 t/m 185
Boek algemene ziekteleer (BSL)
- Hoofdstuk 5; blz. 112 t/m 139
- Hoofdstuk 6; blz. 174 t/m 183
- Hoofdstuk 15; blz. 356 t/m 364
Boek interne geneeskunde en chirurgie (BSL)
- Hoofdstuk 9; blz. 435 t/m 509
- Hoofdstuk 11; blz. 566 t/m 583

Slide 26 - Slide

This item has no instructions