Quizvragen VP3 nieren & urinewegen en oncologie

Nieren & urinewegen
Oncologie
1 / 22
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nieren & urinewegen
Oncologie

Slide 1 - Slide

Quiz!
20 vragen
MC en open vragen

Slide 2 - Slide

Hoe wordt een diurese van <400 cc per 24 uur genoemd?
A
Oligurie
B
Hypodiurese
C
Pyurie
D
Dysurie

Slide 3 - Quiz

Wat is een ander woord voor nierstuwing?
A
Hydrocefalus
B
Hydronefrose
C
Vesico-ureterale reflux
D
Liquorroe

Slide 4 - Quiz

Welke drie symptomen passen bij het nefrotisch syndroom?
-Open vraag-
timer
1:00

Slide 5 - Open question

Welke bepaling geeft informatie over de nierfunctie?
A
BSE
B
PSA
C
Kreatinine
D
Bilirubine

Slide 6 - Quiz

Welk hormoon stimuleert de terugresorptie van natrium?
A
ADH
B
Adrenaline
C
Aldosteron
D
Erytropoëtine

Slide 7 - Quiz

Welke substantie vind je wel in het ultrafiltraat maar niet in urine?
A
Glucose
B
Eiwitten
C
Hormonen
D
Water

Slide 8 - Quiz

Bij welke aandoening komt hoge koorts, flankpijn en troebele urine voor?
A
Hydronefrose
B
Nefrotisch syndroom
C
Pyelonefritis
D
Vesico-ureterale reflux

Slide 9 - Quiz

Waar in de nier vindt ultrafiltratie plaats?
A
Glomerulus
B
Proximale tubulus
C
Lis van Henle
D
Distale tubulus

Slide 10 - Quiz

Bij welke vorm van incontinentie is bekkenbodem fysiotherapie geindiceerd?
A
Urge incontinentie
B
Stress incontinentie
C
Overloop incontinentie

Slide 11 - Quiz

Bij welke aandoening staat koliekpijn op de voorgrond?
A
Hoefijzer nier
B
Interstitiele nefritis
C
Urolithiasis
D
Hemolytisch uremisch syndroom

Slide 12 - Quiz

Waar monden de verzamelbuizen in uit?
A
Het nierbekken
B
De ureters
C
Het kapsel van Bowman
D
De urineblaas

Slide 13 - Quiz

Bij welke aandoening kan een prostatectomie geïndiceerd zijn?
A
Prostatitis
B
Benigne prostaat hypertrofie
C
Prostaatcarcinoom
D
Dubbelzijdige cystenieren

Slide 14 - Quiz

Wat is de betekenis van de N in de TNM classificatie?
A
Negatief
B
Nodus
C
Nidatie
D
Nefrogeen

Slide 15 - Quiz

Welk soort behandeling vindt plaats voorafgaande aan een operatie?
A
Adjuvant
B
Neoadjuvant
C
Curatief
D
Palliatief

Slide 16 - Quiz

Onder welke fase valt de schildwachtklierprocedure?
A
Diagnostiek
B
Behandeling
C
Palliatie
D
Adjuvante therapie

Slide 17 - Quiz

Bij welke behandeling wordt gebruik gemaakt van cytostatica?
-open vraag-
timer
0:30

Slide 18 - Open question

Bij welke maligne aandoening is tepeleczeem een bekend symptoom?
A
Invasief ductaal mammacarcinoom
B
Mammacarcinoom in situ
C
De ziekte van Paget
D
Leptomeningeale metastasen

Slide 19 - Quiz

Welk bevolkingsonderzoek is in Nederland als laatste geïntroduceerd?
A
BVO cervixcarcinoom
B
BVO melanoom
C
BVO coloncarcinoom
D
BVO mammacarcinoom

Slide 20 - Quiz

Welke naam past bij een maligne primaire tumor van botweefsel?
A
Osteosarcoom
B
Lipoom
C
Adenoom
D
Botmetastase

Slide 21 - Quiz

Welk van onderstaande oncologische termen heeft de meest gunstige prognose?
A
Carcinoma in situ
B
Botmetastasen
C
Invasief coloncarcinoom
D
Peritonitis carcinomatosa

Slide 22 - Quiz