K8 les 3Aussehen lesen 2 D

Herzlich willkommen in der Deutschstunde!
1 / 40
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herzlich willkommen in der Deutschstunde!

Slide 1 - Slide

Traumjob Topmodel?

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van de les... 
- kan je in je eigen woorden vertellen waarover de tekst over uiterlijk en kleding gaat.

- kan je de werkwoorden können, dürfen, müssen en wissen gebruiken.

Slide 3 - Slide

Planung
  • Lesen Mode
  • Grammatik Übungen
  • Wiederholung haben + sein 
  • Lesen über Farbe

Slide 4 - Slide

öffne Seite 95 im Buch

Slide 5 - Slide

Vor dem Lesen
Welke topmodellen ken je?

Slide 6 - Slide

An die Arbeit!
Was?
Kapitel 8: Seite 95 Aufgabe 44, 45
Wie?
Mache die Aufgabe allein
Wie lange?
6 Minuten
Hilfe?
frage mich
Resultat?
Wir besprechen gleich die Lösung
Fertig?
Seite 79 Aufgabe 17 und Seite 59 Aufgabe 42 und 43
timer
6:00

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

An die Arbeit!
Was?
Arbeitsblätter 1 + 2
Wie?
Mache die Aufgabe allein
Wie lange?
6 Minuten
Hilfe?
frage mich
Resultat?
check später mit Deinem Nachbarn
Fertig?
beginn mit der Wiederholung von Kapitel 7
timer
6:00

Slide 9 - Slide

Verstanden?

Slide 10 - Slide

können
müssen
dürfen
wollen
wissen
moeten
weten
kunnen
mogen (toestemming)
willen

Slide 11 - Drag question

Sleep elke letter van idewis naar de juiste persoonlijke voornaamwoorden.... 
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
 i
d
e
w
 i
s

Slide 12 - Drag question

De tweede letter verandert in het enkelvoud naar welke letter?

dürfen, können, mögen
Dure konijnen mogen aaien
A
i
B
u
C
e
D
a

Slide 13 - Quiz

De tweede letter van het werkwoord müssen verandert in het enkelvoud ook.

Naar welke?
Mus uitlaten
A
a
B
u
C
i
D
e

Slide 14 - Quiz

Opdracht 2
Zoek de goede vorm

Slide 15 - Slide

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?
A
könnst
B
kanst
C
kannst
D
kan

Slide 16 - Quiz

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürftet

Slide 17 - Quiz

Weißt du, ob er Pizza ....... (mögen).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 18 - Quiz

Frau Bechinka, das ...... (können) Sie doch nicht machen.
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt

Slide 19 - Quiz

Opdracht 3
Zet elk werkwoord op de juiste plek

Slide 20 - Slide

Ich ........... zur Toilette!
Nein, ich .................. noch nicht in die Disko gehen.
Ich ................ sehr gut schwimmen
Ich ............. Eis
darf
muss
kann
mag

Slide 21 - Drag question

Opdracht 4
Zet elk werkwoord op de juiste plek
Pas op er zitten fouten tussen

Slide 22 - Slide

het werkwoord 'müssen'
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
musst
müssen (U)
müsst
muss (hij)
muss
müssen
müsse
musse

Slide 23 - Drag question

können
ich
du
er/ sie/ es
wir
ihr
Sie / sie (2)
stam
foute antwoorden

können
könnt
kannst
kann
können
kann
könn
kannen
könne
könnst

Slide 24 - Drag question

Zoek de juiste vormen van het werkwoord mögen bij elklaar!
Er blijven twee vormen over!
ich              du            er sie es         wir                ihr            sie Sie
ich
du
er sie es
wir
ihr
sie Sie
magst
mag
mögen
mögst
möge
mögen
mögt
mag

Slide 25 - Drag question

Hip hip Hurraa!
Du bist Großartig! Gut gemacht! 

Slide 26 - Slide

Bij de modale werkwoorden gebruik je bij de meervoudsvormen gewoon de esttenten. Klopt dat?
Ja
Nee

Slide 27 - Poll

Bekijk tot slot nog een keer deze uitlegvideo 
Bekijk tot slot nog een keer deze uitlegvideo!

Slide 28 - Slide


Grammatica: Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof

Slide 29 - Poll

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 30 - Drag question

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 31 - Drag question

'haben' en 'sein'
Dat zijn de werkwoorden hebben en zijn. Deze heb je in bijna iedere zin nodig. Pak je overzicht in je schrift erbij en leer de rijtjes. 

Slide 32 - Slide

Haben: ich
A
habe
B
hast
C
habt

Slide 33 - Quiz

Sein: du
A
bist
B
bin
C
sind
D
hast

Slide 34 - Quiz

sein: ihr
A
sind
B
seit
C
seid
D
ist

Slide 35 - Quiz

haben: ihr
A
haben
B
habt
C
habe
D
hast

Slide 36 - Quiz

sein: Sie
A
seid
B
ist
C
sind
D
war

Slide 37 - Quiz

haben: sie (mv)
A
habt
B
haben
C
hat
D
sind

Slide 38 - Quiz

Huiswerk
Lerne die Grammatik! Mittwoch machen wir einen Test!

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide