This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Ontdek alles over schaal
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoelen
- Begrijpen wat schaal is - Verschil tussen grote en kleine schaal begrijpen - Toepassen van schaal in verschillende situaties
Slide 2 - Slide
Leg de leerdoelen uit en geef aan dat de leerlingen aan het eind van de les deze doelen moeten kunnen begrijpen en toepassen.
Wat weet jij al over schaal?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Definitie van schaal
Schaal is de verhouding tussen de grootte van een object op een kaart of tekening en de werkelijke grootte van dat object.
Slide 4 - Slide
Leg uit wat schaal is en geef voorbeelden om de definitie te verduidelijken.
Schaal in kaarten
Op kaarten wordt schaal vaak aangegeven met een schaalstok of een schaalgetal.
Slide 5 - Slide
Laat voorbeelden van kaarten zien en leg uit hoe schaal wordt aangegeven.
Kleine schaal
Bij een kleine schaal is de verhouding klein, waardoor grote gebieden op een kleine ruimte worden weergegeven. Bijvoorbeeld: 1:1.000.000
Slide 6 - Slide
Geef voorbeelden van kaarten met een kleine schaal en leg uit wat dit betekent.
Grote schaal
Bij een grote schaal is de verhouding groot, waardoor kleine gebieden op een grote ruimte worden weergegeven. Bijvoorbeeld: 1:10.000
Slide 7 - Slide
Geef voorbeelden van kaarten met een grote schaal en leg uit wat dit betekent.
Schaal in tekeningen
Bij tekeningen wordt schaal vaak aangegeven met een schaalbalk.
Slide 8 - Slide
Laat voorbeelden van tekeningen zien en leg uit hoe schaal wordt aangegeven.
Toepassen van schaal
Schaal wordt veel toegepast in verschillende situaties, zoals bij het ontwerpen van gebouwen en het maken van plattegronden.
Slide 9 - Slide
Geef voorbeelden van situaties waarin schaal wordt toegepast en leg uit waarom dit belangrijk is.
Samenvatting
Schaal is de verhouding tussen de grootte van een object op een kaart of tekening en de werkelijke grootte van dat object. Er zijn grote en kleine schalen en schaal wordt veel toegepast in verschillende situaties.
Slide 10 - Slide
Vat de belangrijkste punten van de les samen en vraag de leerlingen om vragen te stellen als er nog onduidelijkheden zijn.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 11 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 12 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 13 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.