Hoe werkt een luidspreker en wat heeft geluidssnelheid hiermee te maken?

Hoe werkt een luidspreker en wat heeft geluidssnelheid hiermee te maken?
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoe werkt een luidspreker en wat heeft geluidssnelheid hiermee te maken?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Nakijken huiswerk.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Nakijken huiswerk.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Nakijken huiswerk.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Nakijken huiswerk.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Nakijken huiswerk.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Nakijken huiswerk.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Nakijken huiswerk.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Hoe werkt een luidspreker en wat heeft geluidssnelheid hiermee te maken?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van deze les kan je uitleggen hoe een luidspreker werkt en kan je rekenen met de snelheid van geluid in lucht.

Slide 10 - Slide

Dit is de eerste slide van de presentatie. Vertel de leerlingen wat ze kunnen verwachten van de les en zorg dat ze weten wat ze aan het einde van de les zullen kunnen.
Wat weet je al over de werking van luidsprekers.

Slide 11 - Mind map

This item has no instructions

Wat is een luidspreker?
Een luidspreker is een apparaat dat elektrische signalen omzet in geluidsgolven.

Slide 12 - Slide

Leg kort uit wat een luidspreker is en wat het doet. Vraag de leerlingen of ze zelf luidsprekers hebben en waarvoor ze deze gebruiken.
Hoe werkt een luidspreker?
Een luidspreker bestaat uit een magneet, een spoel en een conus. Wanneer er een stroom door de spoel loopt, wordt er een magnetisch veld gecreëerd dat de conus laat bewegen en geluidsgolven produceert                           .

Slide 13 - Slide

Leg uit hoe een luidspreker werkt en gebruik eventueel een afbeelding om het te verduidelijken.
De luidspreker. 
Leerling leest een stukje voor. 

Slide 14 - Slide

Leg kort uit wat geluid is en hoe het zich voortplant. Vraag de leerlingen waarvoor ze geluid nodig hebben in hun dagelijks leven.
Paragraaf 2 geluid horen.
Neem onthouden over in je schrift. 

Slide 15 - Slide

Leg kort uit wat geluid is en hoe het zich voortplant. Vraag de leerlingen waarvoor ze geluid nodig hebben in hun dagelijks leven.
Wat is geluid?
Geluid is een trilling die zich voortplant door een medium, zoals lucht.

Slide 16 - Slide

Leg kort uit wat geluid is en hoe het zich voortplant. Vraag de leerlingen waarvoor ze geluid nodig hebben in hun dagelijks leven.
Hoe snel gaat geluid?
De snelheid van geluid in lucht is ongeveer 340 meter per seconde.

Slide 17 - Slide

Leg uit wat de snelheid van geluid in lucht is en waarom het belangrijk is om dit te weten bij het werken met geluid.
Hoe kan je de afstand berekenen met de snelheid van geluid?
Als je de snelheid van geluid in lucht weet, kan je de afstand berekenen door de tijd te meten tussen het moment dat het geluid wordt gemaakt en het moment dat het wordt gehoord en deze te vermenigvuldigen met de snelheid van geluid.

Slide 18 - Slide

Leg uit hoe je de afstand kan berekenen met de snelheid van geluid en geef een voorbeeld.
Hoe kan je rekenen met geluidssnelheid?
Je kan rekenen met geluidssnelheid door gebruik te maken van de formule: afstand = snelheid x tijd.

Slide 19 - Slide

Leg uit hoe je kan rekenen met de snelheid van geluid en geef een voorbeeld.
Hoe kan je rekenen met geluidssnelheid?
Voorbeeld: Neem dit over in je schrift. 
afstand = snelheid x tijd.
tijd = afstand : snelheid.
Johan ziet een bliksemflits en tel het aantal seconden voordat hij de donder hoort. Hij hoort de donder na 11 sec.
Bereken hoe ver de onweersbui van Johan af is.



Slide 20 - Slide

Leg uit hoe je kan rekenen met de snelheid van geluid en geef een voorbeeld.
Hoe kan je rekenen met geluidssnelheid?
Voorbeeld: Neem dit over in je schrift. 
Johan ziet een bliksemflits en tel het aantal seconden voordat hij de donder hoort. Hij hoort de donder na 11 sec.
Bereken hoe ver de onweersbui van Johan af is.
Gegevens: tijd= 11 s.
        snelheid = 340 m/s



Slide 21 - Slide

Leg uit hoe je kan rekenen met de snelheid van geluid en geef een voorbeeld.
Hoe kan je rekenen met geluidssnelheid?
Voorbeeld: Neem dit over in je schrift. 
Gegevens: tijd= 11 s.
        snelheid = 340 m/s
Bereken hoe ver de onweersbui van Johan af is.
Afstand = snelheid  x  tijd




Slide 22 - Slide

Leg uit hoe je kan rekenen met de snelheid van geluid en geef een voorbeeld.
Hoe kan je rekenen met geluidssnelheid?
Voorbeeld: Neem dit over in je schrift. 
Gegevens: tijd= 11 s.
        snelheid = 340 m/s
Bereken hoe ver de onweersbui van Johan af is.
Afstand = snelheid  x  tijd
Afstand = 340 x 11 = 




Slide 23 - Slide

Leg uit hoe je kan rekenen met de snelheid van geluid en geef een voorbeeld.
Hoe kan je rekenen met geluidssnelheid?
Voorbeeld: Neem dit over in je schrift. 
Gegevens: tijd= 11 s.
        snelheid = 340 m/s
Bereken hoe ver de onweersbui van Johan af is.
Afstand = snelheid  x  tijd
Afstand = 340 x 11 = 3740 




Slide 24 - Slide

Leg uit hoe je kan rekenen met de snelheid van geluid en geef een voorbeeld.
Hoe kan je rekenen met geluidssnelheid?
Voorbeeld: Neem dit over in je schrift. 
Gegevens: tijd= 11 s.
        snelheid = 340 m/s
Bereken hoe ver de onweersbui van Johan af is.
Afstand = snelheid  x  tijd
Afstand = 340 x 11 = 3740 m




Slide 25 - Slide

Leg uit hoe je kan rekenen met de snelheid van geluid en geef een voorbeeld.
Hoe kan je rekenen met geluidssnelheid?
Maken opdrachten 14 en 15.
indien tijd over PP over meting schip.  



Slide 26 - Slide

Leg uit hoe je kan rekenen met de snelheid van geluid en geef een voorbeeld.
Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 27 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 28 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.