H 6.1 Geluid maken

H6.1 Geluid maken
1 / 17
next
Slide 1: Slide
naskMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H6.1 Geluid maken

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Toets H5 Bewegen 
  • Start hoofdstuk 6 Geluid
  • Uitleg paragraaf H6.1 Geluid maken en horen (15 min)
  • Zelfstandig werken H6.1 Geluid maken en horen (10 min)
  • Afsluiting/Vragen H6.1 Geluid maken en horen (5 min)

Slide 2 - Slide

Wat ga jij leren?
  • Geluidsbronnen 
  • Van de geluidsbron naar je oor 
  • Geluid horen 
  • Plus Geluidssnelheid in andere stoffen 
  • Begrippen

Slide 3 - Slide

Leerdoelen 
• Je kunt voorbeelden geven van geluidsbronnen. 
• Je kunt aan de hand van een voorbeeld uitleggen hoe geluid ontstaat als een geluidsbron trillingen veroorzaakt. 
• Je kunt uitleggen wat een tussenstof is en enkele voorbeelden geven. 
• Je kent de geluidssnelheid in lucht. 
• Je kunt uitleggen hoe de mens geluid kan horen. 
+ Je kunt uitrekenen hoe ver een onweersbui nog bij je vandaan is.

Slide 4 - Slide

Introductie
In de natuur kun je allerlei geluiden horen, bijvoorbeeld het rommelen van de donder, het ruisen van de zee en het fluiten van vogels. Ook mensen veroorzaken geluid. Ze praten, zingen, schreeuwen, maken muziek, rijden in auto’s, steken vuurwerk af, enzovoort.

Slide 5 - Slide

Geluidsbronnen
Een voorwerp dat geluid maakt, noem je een geluidsbron. Veel geluidsbronnen zijn door mensen gemaakt, bijvoorbeeld muziekinstrumenten, machines, motoren en luidsprekers (figuur 1).

Slide 6 - Slide

Trillingen
Geluid ontstaat als een geluidsbron trillingen veroorzaakt. 
• Bij je stem zijn het de stembanden die trillen. 
• Bij een luidspreker is het de conus die trilt. 
• Bij een gitaar zijn het de snaren die trillen.
Die trilling hoor je als geluid, doordat de trilling zich vanaf de geluidsbron naar je oren verplaatst. Die verplaatsing kun je vergelijken met de rimpeling in het water als je er een steentje in gooit. De plons is daarbij te vergelijken met de geluidsbron. De rimpeling in het water is het geluid dat zich verplaatst.

Slide 7 - Slide

Van de geluidsbron naar je oren 
In figuur 2 is getekend hoe het geluid van een luidspreker zich verspreidt. De conus van de luidspreker beweegt snel heen en weer. Als de conus naar buiten gaat, wordt de lucht rond de conus een klein beetje samengeperst. Als de conus naar binnen gaat, wordt de lucht iets ‘verdund’. Daardoor verandert de luchtdruk steeds een klein beetje en gaat de lucht in alle richtingen trillen.

Slide 8 - Slide

De tussenstof 
Je kunt een geluid alleen horen als er een tussenstof is: een stof waardoor de trillingen zich kunnen verplaatsen van de geluidsbron naar je oren. Meestal is lucht de tussenstof. Maar geluid kan zich ook verplaatsen door een vloeistof of een vaste stof (zoals metaal). Het geluid van je stem hoor je bijvoorbeeld niet alleen ‘buitenom’ (via de lucht), maar ook ‘binnendoor’ (via de botten van je schedel).

Slide 9 - Slide

De geluidssnelheid
Geluid heeft tijd nodig om zich door een stof te verplaatsen. Je merkt dit bijvoorbeeld als het onweert. Het licht van de bliksem gaat veel sneller dan het geluid. Daardoor hoor je de donder pas als je de bliksem al gezien hebt. Hoe snel het geluid zich verplaatst, verschilt van stof tot stof. De geluidssnelheid in lucht is ongeveer 340 meter per seconde (≈ 1225 km/h).

Slide 10 - Slide

Het trommelvlies
In figuur 3 is het binnenste van een oor getekend. Als geluidstrillingen het oor bereiken, gaat het trommelvlies ook trillen. 
• Het trommelvlies beweegt naar buiten als de luchtdruk bij A lager wordt. 
• Het trommelvlies beweegt naar binnen als de luchtdruk bij A hoger wordt.
Op die manier trilt het trommelvlies mee met de trillingen in de lucht. Zintuigcellen nemen deze beweging waar en geven dat door aan de hersenen.

Slide 11 - Slide

Plus Geluidssnelheid in andere stoffen
Geluid verplaatst zich in lucht met een snelheid van ongeveer 340 meter per seconde. In andere stoffen is de geluidssnelheid vaak veel groter. Geluid beweegt bijvoorbeeld wel 4,5 keer zo snel in water als in lucht. In tabel 1 zie je hoe groot de geluidssnelheid is in verschillende stoffen.

Slide 12 - Slide

Geluidssnelheid en afstand
De geluidssnelheid in lucht is 340 meter per seconde. Dat betekent dat geluid in drie seconden iets meer dan een kilometer aflegt (3 × 340 m = 1020 m). Daardoor kun je snel uitrekenen hoe ver een onweersbui nog bij je vandaan is. Op het moment dat je een bliksemflits ziet, begin je de seconden te tellen. Je stopt als je de donder hoort. Deel het aantal getelde seconden door drie en je weet hoeveel kilometer het onweer bij jou vandaan is (figuur 4).

Slide 13 - Slide

Zelfstandig werken
  • Wat: lees paragraaf 6.1 en maak digitaal opgave 1 t/m 6 in de les
  • Hoe: helemaal stil! muziek mag in! 
  • Hulp: Docent 
  • Tijd: ???? minuten lang 
  • Huiswerk: opgave 7 t/m 13 van paragraaf 6.1 
  • Klaar?: ga bezig met H6.2!




     
timer
15:00

Slide 14 - Slide

Leerdoelen 6.1 Geluid maken
• Je kunt voorbeelden geven van geluidsbronnen. 
• Je kunt aan de hand van een voorbeeld uitleggen hoe geluid ontstaat als een geluidsbron trillingen veroorzaakt. 
• Je kunt uitleggen wat een tussenstof is en enkele voorbeelden geven. 
• Je kent de geluidssnelheid in lucht. 
• Je kunt uitleggen hoe de mens geluid kan horen. 
+ Je kunt uitrekenen hoe ver een onweersbui nog bij je vandaan is.

Slide 15 - Slide

Het leerdoel bereikt?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video