Sociale invloeden zijn invloeden van mensen op elkaar. Ze beïnvloeden
het koopgedrag van de consument. Vijf belangrijke sociale invloeden
zijn:
1. de woonomgeving;
2. de opvoeding;
3. de groep;
4. de leeftijd;
5. de rollen die je vervult.
De plek waar je woont en/of bent opgegroeid is je woonomgeving. Deze
heeft invloed op:
1. wie je vrienden zijn;
2. waar je naar school gaat;
3. de manier waarop je uitgaat;
4. de winkels waar je koopt;
5. je koopgedrag.
De opvoeding die je krijgt, heeft veel invloed op de ontwikkeling van je
persoonlijkheid. Je persoonlijkheid is de manier waarop je je gedraagt,
hoe je over bepaalde dingen denkt, wat je in het leven wilt bereiken. Je
persoonlijkheid is dus eigenlijk je karakter en je gedrag. Ieder mens is
daardoor uniek.
Als je jong bent, leer je van je ouders:
1. normen en waarden;
2. naar kunst te kijken, muziek te waarderen (of niet);
3. dingen leuk of juist niet leuk te vinden.
Elk mens leeft in een of meer groepen.
Er zijn groepen waar je automatisch lid van bent:
- een gezin;
- een stads- of dorpsgemeenschap.
En er zijn groepen waar je zelf voor kiest:
- vrienden
- clubs
- vakantiegroep
- werkkring
- muziekgroep
- sportclub
- vereniging
- geloofsgroep
De koopbehoeften en het koopgedrag verschillen per leeftijdsfase. Een
werkende jongere koopt andere artikelen dan een gehuwde moeder
met twee kinderen. Een scholier geeft zijn geld anders uit dan een
bejaard echtpaar.
In verschillende groepen heb je verschillende rollen. Je kunt meerdere
rollen tegelijkertijd vervullen. Je bent:
- vriend van iemand;
- kind van je vader.
Elke rol kent andere verplichtingen. Mensen verwachten van jou in de
verschillende situaties een bepaald gedrag. De rollen die je vervult, hebben invloed op je koopbehoeften. Een ouder
wil dat zijn kind zich goed ontwikkelt. De koopbehoefte is bijvoorbeeld
het kopen van speelgoed waarmee het kind zijn motoriek oefent. Een
sporter wil zijn sport goed kunnen beoefenen. De koopbehoefte van
deze sporter is bijvoorbeeld een nieuwe mountainbike.