introductie met verandering en continuïteit

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Welkom 1VE

Kennis maken en

een introductie met verandering en continuïteit

Vandaag

•  Kennis maken, wie de bleep is mevrouw vanTijn 
• Klas aanmaken lesson up
• snel quizz (oefenen met Lesson up)
• opfrissen laatste twee tijdvakken
• PERS uitleggen


• opdracht tijdvakken vergelijken

Doelen

•  Kennis maken, wie de bleep is mevrouw vanTijn 
• opfrissen kennis g/r en vr m/e
• overzicht maken met PERS

Wie de bleep is mevrouw van Tijn?

Een introductie met verandering en continuïteit

1VE

de klascode

 pxvhi

Lesson Up

Welke uitspraak past, volgens jullie eerste indruk, het beste?

1. Druk
2. Aardig
3. Kleurijk
4. Aanwezig

Waar woon ik?

1. Haarlem
2. Driehuis
3. Utrecht
4. Amsterdam

Waarom geef ik les?

1. Omdat ik het mensen graag iets leer.
2. Omdat ik geld moet verdienen.
3. Omdat ik geschiedenis heel leuk vind.
4. Omdat ik leerlingen zo leuk vind.

Heb ik een huisdier?

1. Ja
2. Nee
3. Gedeeltelijk

Wat voor een huisdier heb ik gedeeltelijk?

1. Een kat, Jip
2. Een hond, Jip
3. Een konijn, Jip
4. Een paard, Jip

Wat doe ik naast mijn werk als docent?

1. Ik kook voor feesten en partijen
2. Ik maak schilderijen en sta op de markt
3. Ik maak muurschilderingen in huis
4. Ik bak taarten en sta op de markt

opfrissen

Wat weten jullie nog?

• De Grieken
  • Polis, Burgerrechten, democratie, monarchie, aristocratie.
    
  • Polytheisme
  • (beeldhouw)kunst, 

De Grieken 

en 

de Romeinen

De Romeinen

• De Republiek, senaat, consul, volkstribuun, keizer, keizerrijk.
• Groot grondbezitter, proletariër, nobilis, slaaf gemaakten.
• Germanen, Romanisering, Pax Romanana

Wat is de Romeinse Senaat?

1. Gekozen burgers die het bestuur vormen
2. De koning en zijn ministers
3. Vergadering van de rijkste en belangrijkste families.
4. Een ander woord voor een Romeinse keizer

De romeinse republiek was een

1. Monarchie
2. Tirannie
3. Aristocratie
4. Democratie

In het Romeinse Rijk waren grote verschillen. Hoe zag de Romeinse samenleving er uit?

1. Kleine groep rijken, grote groep armen en slaven
2. Grote groep rijken, grote groep armen en slaven
3. Klein groep rijken en armen, grote groep slaven
4. Grote groep rijken en armen, kleine groep slaven

Romeinse Burgers

1. Romeinse burgers hadden bepaalde voorrechten: ze betaalden minder belasting, mochten bestuurder worden en hadden meer rechten in een rechtszaak.
2. Romeinse burgers hadden geen voorrechten: ze moesten juist veel belasting betalen en het goede voorbeeld geven.
3. Romeinse burgers zijn net als slaven het bezit van een ander.
4. Romeinse burgers hadden betere ideeën over de politiek.

Wat was een economisch gevolg van de Romeinse wegen?

1. Onderdrukking van de veroverde gebieden .
2. De verspreiding van het christendom
3. bloeiende handel
4. uitwisseling van ideeën

Goed of fout?
1. De Romeinen gaven Griekse goden Romeinse namen.
2. De Romeinen verspreidden hun cultuur door het hele Romeinse rijk.

1. Beide zijn goed.
2. 1. is goed en 2. is fout.
3. 1. is fout en 2. is goed.
4. beide zijn fout.

• Ontstaan van het christendom
  
• verspreiding van het christendom
  
• Volksverhuizingen 
  
• crisis en plunderingen
  
• Val van het West Romeinse Rijk
  
• Franken
  
• herkerstening 
  
• Rooms Katholieke Kerk

Overgang Romeinse Rijk naar de Middeleeuwen

De verspreiding van het Christendom is een ... verandering.

1. Economische
2. Bestuurlijke
3. Religieuze

Hoe kon het christendom
zich snel verspreiden?

1. De apostelen waren razend populair
2. Iedereen kon de boeken makkelijk lezen.
3. Er heerste vrede en de wegen waren goed
4. Het was het eerste geloof dat je vrij mocht kiezen.

Wat was geen gevolg van de ondergang van het Romeinse rijk

1. Grote onveiligheid
2. Er ontstond handel
3. Steden verdwenen
4. Boeren zochten bescherming

Romeins of Middeleeuws?

1. Romeins
2. Middeleeuws

Romeins of Middeleeuws?

1. Romeins
2. Middeleeuws

Het hofstelsel

• Domein
• Heer
• vrije boer
• horige boer
• Herendiensten
• autarkie

 De  vroege Middeleeuwen

De standensamenleving

• Geestelijken:

paus, monnik, missionaris, klooster

• Adel

Leenstelsel/ feodalisme, leenheer, leenman/vazal, graaf, ridder.

• boeren

Zie hofstelsel

De verschillen tussen mensen in de standensamenleving is een .... verschijnsel.

1. Politiek
2. Economisch
3. Sociaal
4. Cultureel

Wat heeft de Christelijke kerk over de standensamenleving gezegd?

1. God heeft de 3 standen gemaakt
2. God is het niet eens met de 3 standen, ieder is gelijk
3. De 3 standen kloppen niet, God is de 1e stand

Wat hoort niet bij het hofstelsel?

1. Herendiensten uitvoeren
2. Pacht betalen voor het land
3. Lange reizen maken voor handel
4. Standensamenleving

Wat was er eerst? Het leenstelsel of het hofstelsel?

1. het leenstelsel
2. het hofstelsel

Het hofstelsel is een

1. Sociaal-economisch systeem.
2. politiek/bestuurlijk systeem.

Het leenstelsel werd ingevoerd, omdat..

1. De adel grond kocht
2. Karel dat handiger leek voor de boeren
3. Karel kon het rijk niet meer alleen besturen
4. Karel grond verkocht voor geld

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?

1. De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
2. De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
3. De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
4. De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Politiek

Economisch

Religieus

Sociaal/ cultureel

 De  PERS methode

• Hoe wordt  een land/gebied bestuurd?
  

Wie ,wat, hoe en waarom....

• Hoe voorzien de mensen zich in hun levens behoefte? Alles rond het verdienen van geld.
  

Wie ,wat, hoe en waarom.... 

• Alles wat te maken heeft met godsdienst.

Wie ,wat, hoe en waarom.... 

•  Hoe was de bevolking verdeeld en wat waren hun rechten en plichten?

Wie ,wat, hoe en waarom.... 

Maak een PERS overzicht van de Grieks Romeinse tijd. (grieken en Romeinen apart)

Maak een PERS overzicht van de Vroege middeleeuwen.

 De  PERS methode opdracht

• Hoe wordt  een land/gebied bestuurd? (P)
  

Wie ,wat, hoe en waarom....

• Hoe voorzien de mensen zich in hun levens behoefte? Alles rond het verdienen van geld. (E)
  

Wie ,wat, hoe en waarom.... 

• Alles wat te maken heeft met godsdienst. (R)

Wie ,wat, hoe en waarom.... 

•  Hoe was de bevolking verdeeld en wat waren hun rechten en plichten? (S/C)

Wie ,wat, hoe en waarom.... 

De PERS opdracht is af. Deze heb je nodig volgende week