This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
BONJOUR
Y en EN
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Dus...
Y en EN zijn onpersoonlijke voornaamwoorden.
Ze vervangen plaatsen en dingen.
- EN vervangt de + zelfstandig naamwoord
- Y vervangt alle andere voorzetsels + zelfstandig naamwoord
Slide 3 - Slide
Voorbeeld
Elle parle de l'école.
-> Elle en parle.
-> Elle n'en parle pas.
Il reste dans sa chambre.
-> Il y reste.
-> Il n'y reste pas
Slide 4 - Slide
Plaats in de zin van EN en Y
De voornaamwoorden EN en Y staan altijd voor de persoonsvorm! (Behalve wanneer er een heel werkwoord in de zin staat.)
J'en ai envie!
Slide 5 - Slide
Heel werkwoord
Als er een heel werkwoord in de zin staat, dan komen Y en EN daarvoor!
-> Elle veut en parler
-> Il veut y rester.
Slide 6 - Slide
Voorzetsel en de werkwoorden
Het voorzetsel in de zin waaraan je kunt zien of je EN of Y moet gebruiken, is altijd gekoppeld aan een werkwoorden. Leer dus goed uit je hoofd welke voorzetsels bij welke werkwoorden horen. ZIE OPDRACHT 14ab!!
Slide 7 - Slide
Voorbeelden:
Répondre à= anwoorden op
Participer à = meedoen aan
Door het voorzetsel à weet je dat je de zin/zinsdeel moet vervangen door Y.
Bijvoorbeeld:
Tu réponds à l'invitation de Monique? = Oui, j'y réponds.
Slide 8 - Slide
Wat is het juiste antwoord? Je parle de ma voiture.
A
J'y parle.
B
J'en parle.
C
Je y parle.
D
Je en parle.
Slide 9 - Quiz
Wat is het juiste antwoord? Nous travaillons à la maison.
A
Nous en travaillons.
B
Nous travaillons en.
C
Nous y travaillons
D
Nous travaillons en.
Slide 10 - Quiz
Wat is het juiste antwoord? Tu veux retourner au Japon?
A
J'y veux retourner.
B
Je veux y retourner.
C
J'en veux retourner.
D
Je veux en retourner.
Slide 11 - Quiz
Wat is het juiste antwoord? Ils sont allés au Maroc.
A
Ils y sont allés.
B
Ils sont y allés.
C
Ils en sont allés.
D
Ils sont en allés.
Slide 12 - Quiz
Il est content de son travail? (denk aan hoofdletter en punt)