This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Gaswisseling
Slide 1 - Slide
Indeling dieren
Vissen - kieuwen
Amfibieen - eerst kieuwen/huid, later longen en huid ademhaling
Reptielen - longen
Vogels - longen
Zoogdieren - longen
Insecten - tracheeën
Slide 2 - Slide
Gaswisseling
Eencelig celmembraan (pantoffeldiertje, amoebe)
Meercellige (speciale ademhalingsorganen, zoals: tracheeën, longen en kieuwen
Onderwater geen tracheeën en longen
Slide 3 - Slide
Gaswisseling bij vissen
Bij vissen vindt gaswisseling plaats in de kieuwen
Ze bestaan uit een kieuwboog met daarop kieuwplaatjes
Hierop liggen kieuwlamellen met daarin bloedvaatjes
Bij de kieuwlamellen vindt gaswisseling plaats (tegenstroomprincipe)
Slide 4 - Slide
www.schooltv.nl
Slide 5 - Link
Gaswisseling bij insecten
Insecten hebben vertakte luchtbuizen in het hele lichaam
Cellen geven C02 af en nemen O2 op
Via een opening (stigma) wisselen de gassen
Met achterlijf pompende bewegingen maken is het verversen van de lucht
Slide 6 - Slide
Bij het pantoffeldiertje vindt gaswisseling plaats via het celmembraan.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Bij dit dier vindt gaswisseling via de kieuwen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quiz
Een pad heeft longen, via welk ander orgaan vindt bij een pad ook gaswisseling plaats?
A
Via de mond
B
Via de staart
C
Via de huid
D
Via de ogen
Slide 9 - Quiz
De samenstelling van de uitgeademde lucht wordt vergeleken met die van de ingeademde lucht.
Bevat de uitgeademde lucht meer of minder koolstofdioxide dan de ingeademde lucht, of is dat evenveel?
A
Meer koolstofdioxide
B
Minder koolstofdioxide
C
Evenveel koolstofdioxide
Slide 10 - Quiz
In welk deel van de longen vindt de gaswisseling plaats?
A
Bronchiën
B
Luchtpijptakjes
C
Longblaasjes
D
Luchtpijp
Slide 11 - Quiz
Een aantal stappen tijdens de inademing van een mens: 1) De borstholte wordt groter 2) Lucht stroomt de longen in 3) De inhoud van de longen wordt groter 4) De ribben bewegen omhoog en de borstkast gaat iets naar voren.
Zet de stappen in de juiste volgorde voor een inademing.
Slide 12 - Open question
In zeer ernstige gevallen van blijvende hik kan een zenuw vlak bij het middenrif doorgesneden worden. De middenrifspieren kunnen dan niet meer gebruikt worden voor de ademhaling. Met welke spieren kan deze patiënt dan nog wel ademhalen?
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Slide
Hoe heet het proces die je ziet in de afbeelding (vorige dia)?
Slide 15 - Open question
Slide 16 - Slide
Welke stelling is waar over de afbeelding?
A
Op plaats 1 en plaats 2 bevindt zich geen koolstofdioxide
B
Op plaats 1 bevindt zich meer koolstofdioxide van op plaats 2
C
Op plaats 1 bevindt zich minder koolstofdioxide van op plaats 2
D
Op plaats 1 bevindt zich evenveel koolstofdioxide als op plaats 2
Slide 17 - Quiz
Bij verbranding in het lichaam komt er water en koolstofdioxide vrij. Hoe voeren wij het water af?
A
Via onze longen
B
Via onze longen en via onze huid
C
Via onze longen, huid en nieren
D
Via onze longen en nieren
Slide 18 - Quiz
Alle cellen in het lichaam doen aan verbranding. Maak de verbrandingsreactie af: Zuurstof + ...1... maakt energie + .....2.... + water
A
1 = glucose, 2 = koolstofdioxide
B
1 = glucose, 2 = zuurstof
C
1 = water, 2 = glucose
D
1 = koolstofdioxide, 2 = glucose
Slide 19 - Quiz
Waardoor wordt de luchtpijp opengehouden?(hoe komt het dat hij niet dichtklapt)
Slide 20 - Open question
Leg uit dat ademhalen door de neus gezonder is dan door de mond ademhalen. Geef twee redenen
Slide 21 - Open question
Bij een buikademhaling ontspannen de tussenribspieren bij het uitademen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
Wat is de functie van trilhaarcellen in je luchtpijp?
Slide 23 - Open question
Slide 24 - Slide
Hoe heet onderdeel 6?
Slide 25 - Open question
Walvissen kunnen lang onder water blijven. Wanneer de walvis weer bovenkomt ademt hij uit door het spuitgat boven op de kop. Bevat de lucht die door het spuitgat wordt uitgeademd meer of minder koolstofdioxide dan de ingeademde lucht?
A
Meer koolstofdioxide
B
Minder koolstofdioxide
C
Evenveel koolstofdioxide
Slide 26 - Quiz
In je lichaam werken verschillende onderdelen samen. Je kunt ze indelen van groot naar klein. Zet de onderdelen in de juiste volgorde. Begin bij het grootste onderdeel. 1. Hart 2. Hartspierweefsel 3. Hartspiercel 4. Mens 5. Bloedvatenstelsel
Slide 27 - Open question
Sinds Marco rookt, hoest hij vaak. Als hij hoest, trekken zijn buikspieren zich krachtig samen.