Les 8 [mc-vragen]

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

1 / 21
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

Slide 1 - Slide

Leerdoel


Je weet welke strategieën je kunt gebruiken bij mc-vragen


Slide 2 - Slide

DE MEERKEUZE VRAAG
De meeste leerlingen vinden meerkeuzevragen (MC-vragen) makkelijker dan open vragen. In de praktijk worden meerkeuzevragen echter slechter gemaakt. 

Slide 3 - Slide

Kenmerken
  • Er is altijd maar 1 antwoord goed. Schrijf je er meerderen op dan wordt alleen het eerste antwoord nagekeken.

  • De overige antwoorden lijken ook goed maar zijn zo gemaakt dat ze jou laten twijfelen (alleen met de juiste kennis hebt kun je een MC-vraag goed maken).

  • Gebruik HOOFDLETTERS A, B, C en D (kleine letter a en d lijken te veel op elkaar)

  • En gebruik de letters, en nooit het antwoord zelf.

Slide 4 - Slide

Tip 1. Onderschat MC-vragen niet

Meerkeuzevragen zijn lastiger dan je denkt. Je moet de stof net zo goed voorbereiden en zoals gezegd, in de praktijk maken leerlingen meerkeuzevragen slechter dan open vragen.

Slide 5 - Slide

Tip 2. Dek de antwoorden af
Lees de vraag goed en de antwoorden niet (hand op de antwoorden). Formuleer het antwoord en kies dan het antwoord wat het meest overeenkomt.

Als het brein vier antwoorden op een vraag leest, voert het brein vier opdrachten uit. Dat beïnvloedt het denken en leidt onnodig af. Als het brein alleen de vraag leest, voert het één opdracht uit. Het brein kan nu zonder ruis het goede antwoord formuleren.

Slide 6 - Slide

Tip 3. De eliminatie ronde
Je streept eerst de onmogelijke antwoorden weg. Dat zijn er meestal twee. Dan herlees je de vraag en maak je een keuze. 
De gokkans is nu 50%!

MAAK ALTIJD EEN KEUZE!

Slide 7 - Slide

Tip 4. Vertrouw op de eerste ingeving
Als je goed bent voorbereid, is je eerste ingeving meestal de juiste. De meeste “verbeterde” meerkeuzevragen blijken namelijk fout te zijn en gebaseerd op onzekerheid en stress. Wijzig dus alleen het antwoord als je tot echt nieuwe inzichten bent gekomen. Ga niet twijfelen en vertrouw op je eerste ingeving.

Slide 8 - Slide

Tip 5. Controleer
Controleer of alle vragen zijn beantwoord en ingeleverd. Als je nog vragen over hebt en geen tijd, gok dan. 

Sommige lln kiezen dan het langste antwoord maar dit is niet per definitie het juiste antwoord.


Slide 9 - Slide

Tip 6. Geen paniek.
Laat je niet misleiden door het aantal keer dat je voor een bepaalde letter gekozen hebt. Theoretisch is het mogelijk dat alle goede antwoorden van een toets A zijn. Meestal staan de antwoorden namelijk op alfabetische volgorde.


Slide 10 - Slide

Tip 7. Werk op tempo
Blijf niet te lang hangen bij vragen.

Zet een kruisje bij de vraag en sla hem even over.
Aan het einde van de toets ga je deze lastige vragen nog bij langs.

Controleer of je alle vragen hebt gemaakt (geen bladzijde met vragen bent vergeten).


Slide 11 - Slide

Organellen
Een onderzoeker bekijkt een preparaat van een cel met behulp van een elektronenmicroscoop bij een vergroting van 5000x. Hij ziet onder andere de volgende organellen:
1. endoplasmatisch reticulum
2. mitochondriën
3. plastiden
Op grond van de aanwezigheid van welk of van welke van deze organellen kan hij met zekerheid zeggen dat hij een plantencel bekijkt?

A alleen op grond van 1
B alleen op grond van 2
C alleen op grond van 3
D op grond van 2 en 3




Slide 12 - Slide

Het antwoord van de vorige slide
A
Alleen op grond van 1
B
Alleen op grond van 2
C
Alleen op grond van 3
D
Zowel op grond van 1, 2 als 3

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Wat is het antwoord op de vorige vraag?
A
Endoplasmatisch reticulum
B
Kernmembraan
C
Vacuolemembraan
D
Chromosoom

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Wat is het antwoord van de vorige vraag?
A
Reageerbuis P
B
Reageerbuis Q
C
Reageerbuis R
D
Reageerbuis S

Slide 17 - Quiz

Plastiden
Uit onderzoek aan een cel, die in het midden van een plantenwortel zat, blijkt dat hij veel plastiden bevat.
Welke plastiden zullen dat zeer waarschijnlijk zijn geweest?

Slide 18 - Slide

Uit onderzoek aan een cel, die in het midden van een plantenwortel zat, blijkt dat hij veel plastiden bevat.
Welke plastiden zullen dat zeer waarschijnlijk zijn geweest?
A
Chloroplastsen en leukoplasten
B
Chloroplasten en chromoplasten
C
Chloroplasten, chromoplasten en leukoplasten
D
Alleen leukoplasten

Slide 19 - Quiz

Hoe komt het dat spiercellen uit het de staartvin geen verteringseiwitten maken? (T2, 2p)

A
De spiercellen uit het onderbeen hebben ander DNA dan de cellen uit het darmkanaal
B
De spiercellen uit het onderbeen missen de juiste aminozuren om verteringseiwitten te maken.
C
De spiercellen uit het onderbeen hebben een andere genetische code dan de cellen uit het darmkanaal.
D
In de spiercellen uit het onderbeen zijn de genen voor het maken van verteringseiwitten niet actief.

Slide 20 - Quiz

Zelfstandig werken

- Ga bezig met het voorbereiden van de toets

- Gebruik de strategieën die we behandeld hebben


Slide 21 - Slide