Ondernemen Les 2 :Bedrijfskosten en afschrijvingen

Bedrijfskosten
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Bedrijfskosten

Slide 1 - Slide

Programma
Introductie, spullen gereed, absenten (5 min)
Huiswerk bespreken (5 min)
Uitleg bedrijfskosten, oefenen, bespreken (20 min)
Uitleg afschrijvingskosten (10 min)
Schoolfoto (40 min)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Bedrijfskosten

Omzet - inkoopwaarde = brutowinst


Brutowinst - bedrijfskosten = nettowinst

Slide 4 - Slide

Bedrijfskosten
Bedrijfskosten zijn alle uitgaven die je moet doen voor je bedrijf

Voorbeelden zijn:
  • Huisvestingskosten 
  • Personeelskosten
  • Inventariskosten
  • Promotiekosten
  • Afschrijvingskosten!



Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
Je koopt een bedrijfsauto voor 10.000
Na 4 jaar krijg je nog 2.000 voor de auto als je hem inruilt.

De waardevermindering per maand is:
10.000 - 2.000 = 8.000      (na 4 jaar)
4 jaar = 48 maanden
8.000 : 48 maanden = 166,67

Iedere maand wordt jouw auto dus 166,67 minder waard.

Slide 9 - Slide

Nog een voorbeeld
Je mag van de belastingdienst  kosten van een duurzame investering niet in een keer aftrekken.
Voorbeeld:
Brutowinst = 30.000
Nieuwe bedrijfsauto= 40.000
Nettowinst?: -40.000

Je mag maar een deel van de 10.000 opgeven als bedrijfskosten voor je bedrijf. Je betaalt dan meer belasting.



Slide 10 - Slide

Definitie afschrijven?
Iets in de boekhouding wegzetten als investering. Bijvoorbeeld bij een winkelpand, machine of auto.

Slide 11 - Slide

Afschrijvingskosten
Alle duurzame spullen in een bedrijf worden minder waard doordat je ze gebruikt. Dit heet waardevermindering.

Waardevermindering wordt meestal uitgedrukt in euro's per maand of per jaar



Slide 12 - Slide

Restwaarde en afschrijving

Bedrijven hebben kapitaalgoederen (kassa's, kledingrekken, etc.).

Die spullen gaan een tijd mee, daarna kun je ze vaak nog verkopen, dat is de restwaarde.


Kapitaalgoederen worden steeds minder waard, de waardevermindering noem je afschrijving. De formule voor afschrijving:
Aanschafprijs - Restwaarde
-----------------------------------
Aantal gebruiksjaren

Slide 13 - Slide

Zo werkt afschrijven dus

Slide 14 - Slide

Opdrachtje
Een ijsjesmachine kost €2.470. De restwaarde is €300. De economische levensduur is 7 jaar. Wat zijn de afschrijvingskosten per jaar?

Slide 15 - Slide

(2470-300)/7 = 310 euro per jaar

Slide 16 - Slide

aanschafprijs - restwaarde
---------------------------------------- =
economische levensduur
A
investering
B
rente
C
waardevermeerdering
D
afschrijving

Slide 17 - Quiz

Wat is een afschrijving?
A
waardevermeerdering
B
boekwaarde
C
restwaarde
D
waardevermindering

Slide 18 - Quiz

De bakker heeft een nieuwe oven gekocht voor €2500.
Over 5 jaar verwacht hij een nieuwe te kopen.
Hij verwacht de oude dan in te kunnen ruilen en er €750 voor te krijgen.
Bereken de afschrijving per jaar.
A
€600
B
€1250
C
€450
D
€350

Slide 19 - Quiz

Toets?
Lesson UP!

https://LessonUp.app/invite/group/qgscb  ( Klas J)
Zie magister

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video