This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Voeding en vertering
Herhalen
Slide 1 - Slide
Honing is een voedingsmiddel.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quiz
Een functie van darmperistaltiek is het vermengen van voedsel met verteringssappen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quiz
De twaalfvingerige darm zit tussen de dunne en de dikke darm.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
Voedingsvezel is nodig voor een goede darmperistaltiek
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Een krop sla is een dierlijk voedingsmiddel
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Door de twaalfvingerige darm worden verteringssappen gemaakt
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Iemand met een slecht gebit kan minder goed voedsel verteren dan iemand met een goed gebit
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quiz
Als je je voedsel goed kauwt, kunnen de verteringssappen beter op het voedsel inwerken
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quiz
In de endeldarm worden onverteerde voedselresten tijdelijk opgeslagen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quiz
In de lever wordt gal gemaakt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Het gebitselement van afbeelding 2 zit in het gebit tussen een hoektand en een snijtand in
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quiz
Mineralen zijn reservestoffen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quiz
Een man van 40 jaar heeft meer energie nodig dan een jongen van 18 jaar
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quiz
Vitamine D zijn belangrijk voor stevige botten
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quiz
In afbeelding 3 is de Schijf van Vijf met enkele voedingsmiddelen schematisch getekend. Over deze afbeelding gaan de vragen 18 tot en met 20
Slide 16 - Slide
Tot welk vak behoort prei?
A
Vak groen
B
Vak blauw
C
Vak geel
D
Vak oranje
Slide 17 - Quiz
Tot welk vak behoort macaroni?
A
Vak roze
B
Vak geel
C
Vak oranje
D
vak groen
Slide 18 - Quiz
Tot welk vak behoort kaas?
A
Vak groen
B
Vak geel
C
Vak roze
D
Vak blauw
Slide 19 - Quiz
Iemand is bezig met een vermageringskuur. Hij wil voedingsmiddelen gebruiken die weinig energie leveren. Hij kan kiezen uit mager vlees, gekookt ei, komkommer, patat en tomaat.
Welke van deze voedingsmiddelen kan hij het beste kiezen om per 100 gram voedingsmiddel zo weinig mogelijk energie op te nemen?
A
Gekookt ei en patat
B
Komkommer en mager vlees.
C
Komkommer en tomaat
D
Mager vlees en gekookt ei
Slide 20 - Quiz
Ons voedsel kan onder andere glucose, vetten en mineralen bevatten. Welke van deze stoffen hoeven niet te worden verteerd?
A
Alleen vetten
B
Alleen glucose en vetten
C
Alleen glucose en mineralen
D
Glucose, vetten en mineralen
Slide 21 - Quiz
Welke stoffen kunnen (zonder vertering) door de wand van het darmkanaal in het bloed terechtkomen?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Mineralen
D
Vetten
Slide 22 - Quiz
Als bij een patiënt de galblaas is verwijderd, wordt een speciaal dieet voorgeschreven. Van welke voedingsstoffen moet deze patiënt dan zo weinig mogelijk eten?
A
Van dierlijke eiwitten
B
Van dierlijke eiwitten
C
Van plantaardige eiwitten
D
Van vetten
Slide 23 - Quiz
Welke voedingsstoffen worden opgeslagen in bepaalde delen van je lichaam?
A
Beschermende stoffen
B
Bouwstoffen
C
Brandstoffen
D
Reservestoffen
Slide 24 - Quiz
In de afbeelding is het verteringsstelsel van de mens schematisch getekend. Enkele organen zijn met nummers aangegeven. Gebruik deze bij de volgende vragen
Slide 25 - Slide
Met welk nummer is de twaalfvingerige darm aangegeven?
A
Nummer 2
B
Nummer 5
C
Nummer 9
D
Nummer 10
Slide 26 - Quiz
Wat is de naam van nummer 11?
A
Endeldarm
B
Dikke darm
C
Dunne darm
D
Slokdarm
Slide 27 - Quiz
Welk orgaan maakt gal?
A
Lever
B
Galblaas
C
Twaalfvingerige darm
D
Maag
Slide 28 - Quiz
Welk verteringssap zorgt voor het emulgeren van vetten?
A
Alvleessap
B
Darmsap
C
Gal
D
Maagsap
Slide 29 - Quiz
In welk deel van het darmkanaal komen darmplooien en darmvlokken voor?
A
Dunne darm
B
Endeldarm
C
Slokdarm
D
Twaalfvingerige darm
Slide 30 - Quiz
Welke stoffen die eigenlijk als bouwstof dienen, worden als brandstof gebruikt bij anorexia?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Vetten
D
Vitamines+mineralen
Slide 31 - Quiz
Welke zin omschrijft steriliseren het best?
A
Stoffen aan voedingsmiddelen toevoegen om ze aantrekkelijker te maken.
B
Sulfiet aan voedingsmiddelen omdat bacteriën en schimmels er niet tegen kunnen.
C
Voedingsmiddelen verhitten tot een temperatuur waarbij de meeste bacteriën en schimmels doodgaan
D
Voedingsmiddelen verhitten tot een temperatuur waarbij alle bacteriën en schimmels doodgaan.
Slide 32 - Quiz
Welke van de onderstaande zinnen is juist?
A
De verschijnselen van een salmonellabesmetting kunnen weken aanhouden
B
Door kunstmatige kleur-, geur- en smaakstoffen kun je een voedselvergiftiging krijgen
C
Een besmetting met salmonella geeft klachten als diarree, buikpijn en koorts.
D
Meestal kun je zien of ruiken dat voedsel besmet is met salmonellabacteriën
Slide 33 - Quiz
Gideon en Anouk hebben een discussie over het conserveren van voedsel. Gideon zegt: ‘Vlees kun je lang bewaren als je het invriest tot −4 °C.’ Anouk zegt: ‘Door voedsel vacuüm te verpakken kan er geen zuurstof bij, zodat bacteriën en schimmels zich niet kunnen voortplanten.’ Wie heeft of hebben er gelijk?
A
Alleen Gideon heeft gelijk
B
Alleen Anouk heeft gelijk
C
Gideon en Anouk hebben allebei gelijk
D
Geen van beiden heeft gelijk.
Slide 34 - Quiz
Als je een kilogram vlees koopt, hoeveel kilogram gras of graan was er dan nodig om die ene kilogram te krijgen?
A
Ook een kilogram.
B
Ongeveer vijf kilogram.
C
Ongeveer tien kilogram.
Slide 35 - Quiz
Jaap doet een zware krachttraining. Aan welke voedingsstof heeft hij vooral behoefte?
A
Brandstof
B
Bouwstof
C
Reservestof
D
Beschermende stof
Slide 36 - Quiz
Nadia is 15 jaar oud en sport een keer per week. Teun is 14 jaar oud en voetbalt drie keer per week. Wie verbruikt de meeste energie en waarom?
Slide 37 - Open question
Enkele voedingsmiddelen of voedingsstoffen zijn: eieren, mineralen, rijst, thee en vitamines. Welk(e) hiervan is of welke zijn voedingsmiddelen?
Slide 38 - Open question
Wat word er al opgenomen in je mondholte? En door middel van wat?
A
Kiezen zorgen voor fijnmalen en opname van vet
B
Snijtanden zorgen voor opnamen van vezels
C
Speeksel zorgt voor opname van vitamine C
D
Speeksel en tanden zorgen voor kauwen van mineralen
Slide 39 - Quiz
Bij welke nummers vind ik de verterings- sap-klieren?