3 Zin: 2.
4 a Elle a faim. / b Quelques jours. / c J’ai envie de dormir.
5 a du, de / b en, des / c la, des
Exercice 24C
1 les 3 - 5- 7les
2 de 4 des, des 6- 8 du
24DVoorbeeld:
1 Olivier a acheté une baguette et du pain.
2 Il a aussi acheté des œufs.
3 Il a acheté un litre de jus de pommes et un litre de lait.
4 Olivier n’a pas encore acheté de coca.
5 Il n’a pas acheté de fromage non plus.
GRAMMAIRE III EXTRA Exercice 24E
1 Le, le – 12 september vertrekken we naar Denemarken.
2 de – Je moet niet te veel chocola eten.
3 L’, la – Overgewicht is gevaarlijk voor de gezondheid.
4 la, la – Mijn vader houdt niet van popmuziek, hij heeft liever klassieke muziek.
5 des – Dat meisje draagt altijd roze kleren.
6 à l’, en – Ik wil in het buitenland studeren, bijvoorbeeld in Duitsland.
7 aux, les – De lerares vraagt aan de leerlingen om de fouten te verbeteren.
8 les, les – Adèle heeft blond haar en grijze ogen.
Exercice 24F
1 le
2 -
3 le
4 les
5 de l’
6 -
7 le
8 -
Exercice 24G
Voorbeelduitwerking:
1 des gâteaux au chocolat
2 5 bouteilles de coca
3 3 litres d’eau
4 des chips
5 du pop-corn
PARLER