Inkomen, inflatie en koopkracht


Verdien je genoeg?

Inflatie en koopkracht
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


Verdien je genoeg?

Inflatie en koopkracht

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Inkomensverschillen en het aflezen hiervan
  • Wat inflatie is
  • Hoe je koopkracht groter of kleiner wordt
  • Welke oorzaken er voor inflatie zijn

Slide 2 - Slide

Wat denk je dat een personele inkomensverdeling is?

Slide 3 - Open question

Inkomens- verschillen
Aan de groene, digitale lijn zie je dat de inkomens precies gelijk zijn verdeeld over de bevolking. 30% van alle personen verdient ook 30% van het inkomen.

In een land met een ongelijke inkomensverdeling krijg je een gebogen lijn. Aan de paarse lijn zie je dat 70% van de bevolking slechts 40% van het totale inkomen verdient. 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Vertel in je eigen woorden wat koopkracht is

Slide 6 - Open question

Koopkracht
Je koopkracht laat zien hoeveel goederen en diensten je met je inkomen kunt kopen.

Je koopkracht is dus afhankelijk van:
- De prijzen
- Je inkomen

Slide 7 - Slide

Koopkracht
Als je inkomen hetzelfde blijft en de prijzen stijgen, daalt je koopkracht.

Als je inkomen stijgt en de prijzen hetzelfde blijven, stijgt je koopkracht.

Wanneer je koopkracht stijgt, kun je meer behoeften vervullen. Je welvaart stijgt dan.

Slide 8 - Slide

Koopkracht stijgen en daling

Slide 9 - Slide

De prijzen stijgen met 2,5%
Het inkomen van Ahmet stijgt met 1,5%
Stijgt of daalt de koopkracht van Ahmet?
A
Stijgt
B
Daalt

Slide 10 - Quiz

De prijzen stijgen met 2,5%
Het inkomen van Lisa stijgt met 3,5%
Stijgt of daalt de koopkracht van Lisa?
A
Stijgt
B
Daalt

Slide 11 - Quiz

Inflatie
Inflatie is de gemiddelde sitjging van alle prijzen bij elkaar. Als er inflatie is en je inkomen hetzelfde blijft, daalt je koopkracht. 

Je kunt ook zeggen: door inflatie wordt je geld minder waard. 


Slide 12 - Slide

De inflatie stijgt met 2,5%
Het inkomen van Rick stijgt met 1,5%
Met hoeveel procent stijgt of daalt de koopkracht van Rick?
A
Daalt met 0,5%
B
Stijgt met 1%
C
Daalt met 1%
D
Stijgt met 0,5%

Slide 13 - Quiz

Inflatie stijging of daling

Slide 14 - Slide

Inflatie stijging of daling

Slide 15 - Slide

Nominaal inkomen
Het inkomen dat je in euro's verdient, is een nominaal inkomen.

Als je nominale inkomen met 5% stijgt en er is 3% inflatie, dan ga je er in koopkracht 2% op vooruit. 




Slide 16 - Slide

Reëel inkomen
Als je rekening houdt met de gevolgen van inflatie voor je inkomen, spreek je van een reëel inkomen. 

De reële verandering in procenten van je inkomen bereken je als volgt..

Slide 17 - Slide

Reële verandering in procenten
Reële verandering in % = nominale verandering in % - inflatie in %

Voorbeeld:
Je nominale inkomen stijgt met 1,25%. De inflatie is 0,5%. De reële verandering van je inkomen is 1,25% - 0,5% = 0,75%.

Slide 18 - Slide

Prijscompensatie en de loonprijspiraal
Prijscompensatie: Als de lonen net zo veel stijgen als de prijzen.

Hogere lonen betekenen voor bedrijven hogere kosten. Die kosten berekenen ij door in de verkoopprijs van hun producten. Als de prijzen stijgen, willen de werknemers weer loonverhoging enzo. 

Dit is de loon-prijsspiraal en die zorgt voor voortdurende inflatie

Slide 19 - Slide

Oorzaken inflatie
  • Loonverhoging
  • Hogere grondstofprijzen zoals olie en graan
  • Meer vraag van consumenten naar goederen of diensten
  • Minder aanbod van producten
  • Hogere belastingen of andere heffingen door de overheid

Slide 20 - Slide

Deflatie
Het omgekeerde van inflatie is deflatie. Bij deflatie is er een gemiddelde daling van alle prijzen bij elkaar. 

Het gevolg van deflatie is dat je voor hetzelfde bedrag meer kunt kopen. Het geld wordt dus meer waard. 

Slide 21 - Slide

Welke organisatie zorgt ervoor dat de inflatie niet te hoog is in Nederland?

Slide 22 - Open question

Op welke manier zou de ECB de inflatie kunnen bijstellen?

Slide 23 - Open question

Welke 3 termen vind jij nog moelijk na deze les?

Slide 24 - Open question


Verdien je genoeg?

Inkomen, inflatie en koopkracht

Slide 25 - Slide