This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Wat is nodig voor een verbranding?
A
Brandstof, water, vuur
B
Warmte, brandstof, zuurstof
C
Zuurstof, Stikstof en waterstof
D
Warmte, lucht en zuurstof
Slide 4 - Quiz
Wat is een onvolledige verbranding? Een verbranding met ........ zuurstof
A
te veel
B
te weinig
C
geen
D
genoeg
Slide 5 - Quiz
Wat is waar over onvolledige verbranding?
A
Een gele vlam betekent onvolledige verbranding
B
Bij onvolledige verbranding kan koolstofmonoxide vrijkomen
C
Een vlam met onvolledige verbranding maakt veel roet
D
Onvolledige verbranding bestaat helemaal niet
Slide 6 - Quiz
Hoeveel verbrandingsproducten ontstaan er minimaal bij de volledige verbranding van:
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 7 - Quiz
Geef de reactievergelijking voor de volledige verbranding van ammoniak (NH3)
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Slide
Geef de reactievergelijking voor de onvolledige verbranding van koolstof.
Slide 10 - Open question
Slide 11 - Slide
De reactie tussen calcium en zuurstof heeft massaverhouding 5:4, Bereken hoeveel zuurstof je nodig hebt voor 3 gr calcium.
Slide 12 - Open question
Slide 13 - Slide
Pauze
timer
5:00
Slide 14 - Slide
IJzer heeft een massa van 55,9 gram. Zwavel heeft een massa van 32,1 gram. Wat is dan de massaverhouding van deze reactie?
Slide 15 - Open question
Slide 16 - Slide
Ammoniak (NH3) ontleedt in waterstof en stikstof in de massaverhouding 3 : 14. Bereken hoeveel gram ammoniak nodig is voor de vorming van 10 g waterstof.