,

WRE 1TC - Cursus Formuleren - Verwijswoorden

Welkom 1TC!
Nederlandse les - 30 november 2023
Checklist:
- Mobiel in de (telefoon)tas
- Boek Nederlands op tafel
- Inloggen LessonUp
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom 1TC!
Nederlandse les - 30 november 2023
Checklist:
- Mobiel in de (telefoon)tas
- Boek Nederlands op tafel
- Inloggen LessonUp

Slide 1 - Slide

In deze les:
  • Huiswerk nakijken vorige les
  •  Theorie: verwijswoorden met deze, die, dit en dat
  • Samen oefenen
  • Opdracht maken
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiten + winnaar herfstvakantiequiz!

Slide 2 - Slide

Huiswerk nakijken
Opdracht 1 tot en met 4 (blz. 232-233)

Slide 3 - Slide

Uitlegfilmpje!

Slide 4 - Slide

§3 Verwijswoorden

Slide 5 - Slide

Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.

Slide 6 - Quiz

Wat zijn verwijswoorden?
A
maar, omdat, hierom
B
hij, zij, die
C
zijn, worden, hebben
D
de, het, een

Slide 7 - Quiz

Verbeter de onjuiste verwijswoorden.
Noteer het onjuiste verwijswoord en daarachter het juiste verwijswoord.

Dit broodje is lekker, maar die van jou lijkt me ook heerlijk.
onjuist verwijswoord:___________________
juist verwijswoord: ____________________



Slide 8 - Open question

Het, dit, dat zijn verwijswoorden. Ze verwijzen naar:
A
de-woord enkelvoud
B
het-woord enkelvoud

Slide 9 - Quiz

VERWIJSWOORDEN
Wat is juist?
A
DIE fiets is erg mooi, maar DEZE is goedkoper.
B
DIE merk kun je hier nieuw kopen.

Slide 10 - Quiz

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 11 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vindt    ________ niet erg.
deze
die
dat
hij
zij
het
ze

Slide 12 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 13 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 14 - Drag question

ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
Opdracht 2
Bladzijde 235
Hoe:
In je boek/schrift. Je mag fluisterend overleggen.
Hulp:
Theorie op blz. 234
Tijd:
5 minuten. Daarna kijken we na.
Klaar:
Oefen in de online methode met de trainer. Cursus Formuleren §1, 2 of 3
timer
5:00

Slide 15 - Slide