Les 4 Enzymen en andere eiwitten

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

Slide 1 - Slide

Beschrijf in eigen woorden mechanische, chemische en bacteriële vertering.

Slide 2 - Open question

Planten maken zelf aminozuren uit anorganische stoffen. Dieren doen dit niet. Voor de vorming van elk aminozuur neemt een plant minstens vier stoffen uit het milieu op. Welke atomen moeten er minstens in die vier stoffen zitten om een aminozuur te kunnen vormen?

Slide 3 - Open question

Noem het organel in de cel waar de vorming van eiwitten uit aminozuren plaatsvindt.

Slide 4 - Open question

Leerdoelen deze les
Je kunt uitleggen op welke manier enzymen helpen bij vertering hierbij kun je de volgende eigenschappen verklaren:
  • bio-katalysator
  • wordt gebruikt, niet verbruikt
  • substraat- én reactiespecifiek
  • temperatuur- en pH-gevoelig
  • naamgeving: substraat-ase
  • is zélf een eiwit.




Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

chemische vertering

Slide 7 - Slide

Enzymen
Biokatalysator: 
  • versnelt chemische reacties in het lichaam 
  • opbouwen of afbreken van moleculen
  • gereedschap: wordt gebruikt, niet verbruikt!


Slide 8 - Slide

Enzym-substraat complex
Door hun ruimtelijke structuur kunnen ze maar met één stof (substraat) reageren
Enzymen zijn substraat-specifiek. Ze binden zich dus maar aan één bepaalde stof
Enzymen zijn ook reactie-specifiek. Ze kunnen met die stof maar één reactie uitvoeren



Slide 9 - Slide

Voorbeelden van verschillende enzymen zijn maltase, amylase en cellulase. Voorbeelden van verschillende substraten zijn maltose, amylose en cellulose. Valt hierin iets op? (T1)

Slide 10 - Open question

Enzym-substraat complex
Het substraat eindigt altijd op -ose
Het enzym eindigt altijd op -ase

Voorbeelden
Cellulose – cellulase
Maltose – maltase
Amylose (zetmeel) - amylase



Slide 11 - Slide

Enzymen werken in ons lichaam het beste bij een bepaalde temperatuur. Welke is dat denk je? (T1)

Slide 12 - Open question

wat gebeurt er met eiwit
bij hoge temperatuur?

Slide 13 - Slide

Enzymenactiviteit en temperatuur
Hoe warmer, hoe meer enzym-substraat complexen worden gevormd

Vanaf een bepaalde temperatuur denatureren enzymen

Denatureren = onomkeerbare verandering van ruimtelijke structuur
 

Slide 14 - Slide

Bij denaturatie verandert de ruimtelijke structuur van een enzym. Wat voor invloed heeft dat op het enzym-substraat complex?

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

gevoelig voor zuurtegraad
reactieversnellers van stofwisselingsreacties
gereedschappen van de cel
bij lichaamstemperatuur is het te koud om in een cel normaal gesproken reacties te laten plaatsvinden
reactiespecifiek
herbruikbaar
substraatspecifiek
substraat = stof die wordt bewerkt


Slide 17 - Slide

zuur
eiwitten denatureren dus ook in zuur. Kun je gebruiken met koken (bv ceviche)

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Slide 20 - Slide

Aminozuren, de bouwstoffen van eiwitten
Aminozuren (bouwstenen eiwitten) 
- bestaan uit C, O, H en N
- altijd een aminogroep (-NH2) en een zuurgroep (-COOH)
- 20 soorten aminozuren 

Slide 21 - Slide

1.1.1 energie in organismen
Aminozuur:

Slide 22 - Slide

Essentiële aminozuren kan het lichaam zelf niet aanmaken. 





Niet-essentiële aminozuren kan het lichaam zelf wel aanmaken.

Slide 23 - Slide

hydrofoob en hydrofiel
De restgroepen van een aminozuur zijn verschillend.

Sommige restgroepen zijn hydrofiel (=waterminnend), die zijn goed oplosbaar in water.
Andere restgroepen zijn juist hydrofoob (=watervrezend), die stoten water af en kunnen goed met vetachtige stoffen.
Hydrofiel v.s Hydrofoob

Slide 24 - Slide

Huiswerk voor dinsdag
Maak de volgende opdrachten
- maken 11.3 en 4


Klaar? Begin dan aan je samenvatting van 11.3 en 11.4



Slide 25 - Slide

Afsluiting: Leerdoelen

Ik weet hoe een enzym-substraat complex werkt en hoe externe factoren invloed hebben op de werking van het complex



Leg het leerdoel in je eigen woorden uit. Lever je papier in.

Slide 26 - Slide