Taalquiz thema 1

Thema 1
organiseren
1 / 11
next
Slide 1: Slide
Basisschool

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Thema 1
organiseren

Slide 1 - Slide

Noem een werkwoord

Slide 2 - Mind map

Welk woord is een voorzetsel?
A
de
B
op
C
rood
D
ontwikkelingshulp

Slide 3 - Quiz

Hoeveel lidwoorden zijn er.
A
2
B
5
C
3
D
Te veel om te tellen.

Slide 4 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Gisteren liepen ik naar school.
B
Gisteren lopen ik naar school.
C
Gisteren loop ik naar school.
D
Gisteren liep ik naar school.

Slide 5 - Quiz

Hoe noem je het belangrijkste werkwoord in de zin?

Slide 6 - Open question

Hoe noem je het wie-deel in een zin?

Slide 7 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Wij zijn gisteren naar de wedstrijd gaan kijken.
A
zijn
B
wij
C
zijn gaan kijken
D
zijn kijken

Slide 8 - Quiz

Directe of indirecte rede:
De juf zegt dat je je spullen op moet ruimen.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 9 - Quiz

Directe of indirecte rede?
M'n broer vraagt: "Ga je mee voetballen?"
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 10 - Quiz

Zet deze zin in de directe rede:
De meester zegt dat je niet mag rennen.

Slide 11 - Open question