H5 Schakelingen

H5 Schakelingen
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H5 Schakelingen

Slide 1 - Slide

Paragraaf 1
Lading en spanning

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen hoe een voorwerp elektrisch geladen kan worden.
  2. Je kunt kenmerken van positieve en negatieve lading benoemen.
  3. Je kunt uitleggen hoe een geladen voorwerp ontladen kan worden.
  4. Je kunt een aantal spanningsbronnen benoemen.

Slide 3 - Slide

Elektrisch geladen
Ookwel statisch
Merkbaar door vonkjes, geknetter, stof aantrekken

Slide 4 - Slide

Lading
plus - plus stoot elkaar af
min - min stoot elkaar af

Elektronen
neutrale lading - evenveel negatieve als positieve deeltjes
negatief geladen - meer negatieve elektronen
positief geladen - te weinig negatieve elektronen

Slide 5 - Slide

Spanning
Ladingsverschil: ookwel "druk" achter elektronen.

Slide 6 - Slide

opgaven
1 t/m 7 + 9

Slide 7 - Slide

Paragraaf 2
Weerstand

Slide 8 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen hoe je de weerstand van een draad bepaalt.
  2. Je kunt berekeningen maken met het verband tussen weerstand, spanning en stroomsterkte.
  3. Je kunt uitleggen wanneer voor een component de wet van Ohm geldt.
  4. Je kunt de verandering van de weerstand van een NTC bij veranderende temperatuur benoemen.
  5. Je kunt de verandering van de weerstand van een LDR bij veranderende lichtsterkte benoemen.

Slide 9 - Slide

Weerstand
Verband tussen spanning OVER een draad en stroom DOOR een draad.
Afhankelijk van de draad. Hoe makkelijk loopt de stroom erdoor?
U=  Spanning in Volt
I =   Stroomsterkte in Ampère
R=  Weerstand in Ohm 

R=IU

Slide 10 - Slide

Wet van Ohm
De spanning (over de draad) en de stroomsterkte (door de draad) zijn recht evenredig.

Slide 11 - Slide

recht evenredig verband

Slide 12 - Slide

NTC + LDR
NTC = negatieve temperatuur coëfficiënt.
Hoe hoger de temperatuur, hoe kleiner de weerstand

LDR= light dependent resistor (lichtafhankelijke weerstand). 
Hoe meer licht op de weerstand, hoe kleiner de weerstand

Slide 13 - Slide

opgaven
1 t/m 5
6 t/m 9

Slide 14 - Slide

Paragraaf 3
Werken met weerstanden

Slide 15 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kunt de vervangingsweerstand in een serieschakeling berekenen.
  2. Je kunt de spanning over de weerstanden in een serieschakeling berekenen.
  3. Je kunt de vervangingsweerstand in een parallelschakeling berekenen.
  4. Je kunt de stroomsterkte door de weerstanden in een parallelschakeling berekenen.

Slide 16 - Slide

Serieschakeling
Stroomsterkte is overal in de schakeling even groot, de spanning wordt verdeeld over de componenten. De totale weerstand wordt berekend door de afzonderlijke weerstanden bij elkaar op te tellen. 
Rtot=R1+R2+R3....
Itot=I1=I2=I3...
Utot=U1+U2+U3...
LEREN! ->

Slide 17 - Slide

Parallelschakeling
De spanning over elk onderdeel in een schakeling is even groot als de bronspanning.  De stroomsterkte verdeelt zich over de verschillende vertakkingen. De totale weerstand wordt berekend door 1/ de afzonderlijke weerstanden, bij elkaar op te tellen.
Rtot1=R11+R21+R31....
Utot=U1=U2=U3...
Itot=I1+I2+I3...
LEREN! 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Vervangingsweerstand
Als je de afzonderlijke weerstanden vervangt door één weerstand met de waarde van Rtot, maakt dat voor de rest van de schakeling niets uit. De totale weerstand wordt daarom ook wel de vervangingsweerstand genoemd.

Bijv. R1= 2 ohm, R2= 3 ohm, R3= 1 ohm. Rtot= 6 Ohm. 
Vervangen door 1 weerstand 6 Ohm !

Slide 20 - Slide

opgaven
6,8,9

Slide 21 - Slide

Voorbereiding toets
Test jezelf maken elk paragraaf (online)
Afsluiting maken (online)

Slide 22 - Slide

Leren

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

2V
4V
6V
A = allemaal 20 mA want serieschakeling

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Uitleg
Eerst vervangingsweerstand voor de parallelle weerstanden berekenen (1/Rtot=1/10+1/20+1/30) dat is 5,45 Ohm.
Deze vervangingsweerstand staat in serie met weerstand van 40 ohm dus is nu 45,45 Ohm (Rtot= R1 +R2). 
Deze staat weer parallel met weerstand van 50 Ohm. (1/Rtot= 1/50 + 1/45,45)  Rtot = 23,8 = 24 Ohm.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Uitleg
a. R1 = 20 Ohm, U1= 1,6 V, I1= ?
I = U/R,  I= 1,6 / 20       = 0,08 A oftewel 80 mA
b. De berekende stroomsterkte is door een serie geschakelde component dus deze is gelijk aan de totale stroomsterkte.
c. 1/Rtot = 1/20 + 1/20. Rtot = 10 ohm. Staat in serie met 2 andere weerstanden van 20 ohm dus totaal 50 ohm. 
d. Rtot= 50 ohm, Itot= 0,08 A, Utot=?
U= I × R, 50 × 0,08 = 4V
e. Niet meer 1/20 maar 20 ohm dus Rtot wordt groter. U= I × R dus als R groter wordt, wordt U ook groter

Slide 29 - Slide