§3.3 en § 3.4 Decimale getallen en breuken

Welkom
Denk aan je telefoon, kauwgom, wiskundespullen en je laptop.
Je weet wat je daarmee moet doen.
1 / 32
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom
Denk aan je telefoon, kauwgom, wiskundespullen en je laptop.
Je weet wat je daarmee moet doen.

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les :
  • Weet je wat een decimaal getal is.
  • Kan je een breuk als een decimaal getal schrijven.
  • Kan je een decimaal getal als een breuk schrijven.
  • Kan je breuken en decimale getallen met elkaar vergelijken.


Slide 2 - Slide

Vorige lessen:
  • Je leert de begrippen breuk, teller en noemer gebruiken.
  • Je leert hoe je een deel van een hoeveelheid berekent.
  • Je leert wat de begrippen som, verschil, product en quotiënt betekenen.
  • Je leert hoe je berekeningen in de juiste volgorde uitvoert.

Slide 3 - Slide

Sleep de juiste bewerking naar het juiste teken:
som
verschil
product
quotient
x
+
-
:

Slide 4 - Drag question

Uitleg:

Slide 5 - Slide

Sleep de onderdelen naar de juiste plek
5 x ( 3 + 1 ) : 2 =
=
=
4
5 x
: 2
: 2
10
20 x

Slide 6 - Drag question

In een klas van 35 kinderen is 1/5 deel ziek. Hoeveel leerlingen zijn er ziek?
A
6
B
7
C
10
D
5

Slide 7 - Quiz

Christiaan eet een flinke plak chocola van 350 gram. Hij eet 3/5 deel op.
Hoeveel gram chocola heeft hij over?
A
120 gram
B
210 gram
C
70 gram
D
140 gram

Slide 8 - Quiz

Huiswerk nakijken
Opdracht 13 t/m 20 
Zijn er vragen over deze opdrachten?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Hoofdstuk 3.3
  • Je leert wat een decimaal getal is.
  • Je leert hoe je een breuk als een decimaal getal schrijft.

Slide 11 - Slide

Positieschema

Slide 12 - Slide

Hoe schrijf je een breuk als decimaal getal?
105
109
1008
10023
10075
1000243
100065

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Slide 16 - Slide

Schrijf deze breuk
als decimaal getal
A
0,017
B
0,17
C
0,0017
D
17,1000

Slide 17 - Quiz

Hoe schrijf je deze breuk als decimaal getal?
A
0,005
B
0,05
C
0,5
D
5

Slide 18 - Quiz

Schrijf de breuk als
decimaal getal
A
1,9
B
0,9
C
9,1
D
0,10

Slide 19 - Quiz

Schrijf deze breuk
als decimaal getal
A
0,017
B
0,17
C
1,7
D
17,1000

Slide 20 - Quiz

Opdrachten
Maak nu de opdrachten 22-23 op blz. 101.
En ook 24-25-26 in je boek.

Slide 21 - Slide

Hoofdstuk 3.4       blz. 104
  • Je leert hoe je een decimaal getal als een breuk schrijft.
  • Je leert hoe je breuken en decimale getallen met elkaar vergelijkt.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Slide

Schrijf dit decimale getal als breuk
A
4102
B
24
C
451
D
204

Slide 25 - Quiz

Maak van het decimale getal een breuk: 1,4
A
52
B
1104
C
152
D
154

Slide 26 - Quiz

Schrijf dit decimale getal als breuk
A
57
B
43
C
75
D
34

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Wiskundig teken voor "groter dan"
A
>
B
<
C
D

Slide 29 - Quiz

Welk teken hoort er op het
stippellijntje?

5,5 ........... 5,49
Groter, kleiner of gelijk
A
<
B
>
C
=

Slide 30 - Quiz

Welk teken hoort er op het
stippellijntje?

0,07 ........... 0,7
Groter, kleiner of gelijk
A
<
B
>
C
=

Slide 31 - Quiz

Aan de slag 
Maak de volgende opdrachten:
Hoofdstuk 3.3:      22, 23, 24, 25, 26
Hoofdstuk 3.4:       28, 29, 32, 33, 34
timer
15:00

Slide 32 - Slide