Stappenplan zinsdelen benoemen
1 Onderstreep de pv → Verander de tijd: Vanmiddag had mevrouw …
2 Zet zinsdeelstrepen → Verander de volgorde om te zien wat bij elkaar hoort.
3 Benoem het werkwoordelijk gezegde (wg) → Zet wg onder de pv en de andere werkwoorden.
4 Benoem het onderwerp (o) → Wie + wg: Wie heeft teruggegeven?
5 Benoem het lijdend voorwerp (lv) → Wat + wg + o: Wat heeft mevrouw Osseforth teruggegeven?
6 Benoem het meewerkend voorwerp (mv) → Aan wie heeft mevrouw Osseforth de proefwerkcijfers teruggegeven?
7 Benoem de bijwoordelijke bepaling (bwb) → Welke zinsdelen blijven over? Die noem je bwb.