H5 - Grammatica meewerkend voorwerp

Meewerkend voorwerp - Les 1
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Meewerkend voorwerp - Les 1

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Zijn er vragen/opmerkingen over het huiswerk

Slide 3 - Open question

DOEL
- Je kunt het meewerkend voorwerp vinden in een zin
- Je weet wat een meewerkend voorwerp is

Slide 4 - Slide

Wat weet je al van het meewerkend voorwerp?

Slide 5 - Mind map

Zinsdelen 

Slide 6 - Slide

Stap 1
Vind de persoonsvorm

wat is een persoonsvorm?
Hoe vind je die? 
(...*)

Slide 7 - Slide

Stap 2
Zoek het onderwerp

wat is het onderwerp?
Hoe vind je die?
(...)

Slide 8 - Slide

Stap 3
Vind het werkwoordelijk gezegde

Wat is het werkwoordelijke gezegde
Hoe vind je die?
{...}

Slide 9 - Slide

Stap 4
Vind het lijdend voorwerp

Wat is een lijdend voorwerp?
Hoe vind je die?
________

Slide 10 - Slide

Het meewerkend voorwerp

Slide 11 - Slide

Meewerkend voorwerp
In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp staan.

Het geeft aan voor / aan wie iets bestemd is.

Slide 12 - Slide

Meewerkend voorwerp

Stel de vraag:


Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde +
onderwerp + lijdend voorwerp

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Wat is de pv?
De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie.
A
verdwaalde
B
toerist
C
vroeg
D
de weg

Slide 15 - Quiz

Wat is het wg?
De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie
A
de verdwaalde toerist
B
vroeg
C
de weg
D
aan de politie

Slide 16 - Quiz

Wat is het ow?
De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie
A
de verdwaalde toerist
B
vroeg
C
de weg
D
aan de politie

Slide 17 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie.
A
de verdwaalde toerist
B
de politie
C
vroeg
D
de weg

Slide 18 - Quiz

Wat is het mv?
De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie
A
de verdwaalde toerist
B
vroeg
C
de weg
D
aan de politie

Slide 19 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
'De jongen schrijft een liefdesbrief aan zijn vriendin.'
A
De jongen
B
een liefdesbrief
C
aan zijn vriendin
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 20 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'
A
Mijn oma
B
mij
C
het recept
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 21 - Quiz

Aan de slag
Hoofdstuk 5 - Grammatica (blz. 148-149)
Zinsdelen - meewerkend voorwerp
Opdracht 1 en 2 (in je schrift) 

LET OP: gebruik de juiste tekens
Je mag overleggen 
timer
10:00

Slide 22 - Slide

Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin vinden
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Huiswerk
Hoofdstuk 5 - Grammatica (blz. 148-149)
Zinsdelen - meewerkend voorwerp
Opdracht 1 en 2 (in je schrift) 
Opdracht 3 (online) 

Slide 24 - Slide