24B Kapitel 4 woordjes Lektion 3+4 & Redemittel

Vertaal:
skiën
A
Ski laufen
B
Skien
C
Ski fahren
D
Skiing
1 / 10
next
Slide 1: Quiz
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Vertaal:
skiën
A
Ski laufen
B
Skien
C
Ski fahren
D
Skiing

Slide 1 - Quiz

Vertaal:
schaatsen
A
eislaufen
B
eisfahren
C
skaten
D
schatsen

Slide 2 - Quiz

Vertaal:
Wat kun je goed?

Slide 3 - Open question

Vertaal:
een beetje

Slide 4 - Open question

Wat betekent:
ziemlich
A
nogal
B
tamelijk
C
sierlijk
D
gezamenlijk

Slide 5 - Quiz

Wat is juist vertaald:
Hoe vind je basketbal?
A
Wo findest du Basketball?
B
Wie findest du Basketball?
C
Was findest du von Basketball?
D
Woher findest du Basketball?

Slide 6 - Quiz

Kies de juiste vertaling van:
Wanneer heb je training?
A
Wo hast du Training?
B
Wie hast du Training?
C
Wieso hast du Training?
D
Wann hast du Training?

Slide 7 - Quiz

Vertaal:
das Klettern
A
het klateren
B
het gekletter
C
het klimmen
D
het geklater

Slide 8 - Quiz

Vertaal:
Wat zeg je? Ik begrijp je niet.

Slide 9 - Open question

Hoe maak je in het Duits het voltooid deelwoord?

Slide 10 - Open question