Voorzetsel
Voorzetsels zijn alle woorden die je op een van de twee plekken kunt invullen in de volgende zinnen. ... de kast en ... het feest
- in de klas
- op de kast
- naast de kast
- tijdens het feest
- na het feest
Let op!
Soms heb je in een zin niet te maken met een voorzetsel maar met een scheidbaar werkwoord:
- Nadenken: Ik denk over de vraag na.
- Opscheppen: Hij schept over zijn broer op.
Na en op zijn geen voorzetsels in deze zin, maar horen bij het werkwoord.