4m 12.1 vervolg en 12.2

12.1 en 12.2
Enzymen
Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

12.1 en 12.2
Enzymen
Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Slide 1 - Slide

Deze les
start vragen op je scherm
uitleg en notities 12.1 12.2
 vragen op je scherm
opdrachten in je boek of online

Slide 2 - Slide

vragen op je scherm

Slide 3 - Slide

Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit bij 25 graden?
A
x (rood)
B
y (groen)
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk

Slide 4 - Quiz

Wat is hier het enzym?
A
Blauw - A
B
Blauw - B
C
Rood - C
D
Het oranje deel

Slide 5 - Quiz

Wat betekent enzymactiviteit?
A
De activiteit die de enzym uitvoert
B
De snelheid waarmee enzymen iets uitvoeren
C
De activiteit waar enzymen bij betrokken zijn
D
Enzymen die andere onderdelen activeren

Slide 6 - Quiz

Wat is conserveren?
A
Omstandigheden ongunstig maken voor schimmels en bacteriën
B
Het vermeerderen van schimmels en bacteriën
C
Voedsel opeten
D
Omstandigheden gunstig maken voor schimmels en bacteriën

Slide 7 - Quiz

Wat is een voedselinfectie?
A
Bacteriën of schimmels komen op voedsel terecht en bevatten veel voedingsstoffen.
B
Bacteriën of schimmels komen op voedsel terecht en zorgen voor een betere smaak.
C
Bacteriën of schimmels komen op voedsel terecht en maken het langer houdbaar.
D
Bacteriën of schimmels komen op voedsel terecht en zorgen ervoor dat je ziek wordt.

Slide 8 - Quiz

Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymactiviteit gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit af.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af.
D
Bij R is de enzymactiviteit het hoogst.

Slide 9 - Quiz

Wat voor manier van conserveren is hier gebruikt?
A
Drogen
B
Verhitten
C
Koelen
D
Luchtdicht verpakken

Slide 10 - Quiz

aantekeningen 12.1 12.2
conserveren
voedingsstoffen
voedingsmiddelen 

Slide 11 - Slide

Voedselbederf
Door de afbraak van voedsel kunnen giftige stoffen ontstaan --> voedselvergiftiging --> buikpijn, overgeven, diarree.

Een grote hoeveel ziekmakende bacteriën of schimmels -->  
voedselinfectie --> zelfde klachten en vaak koorts. 

Slide 12 - Slide

Voedsel conserveren
  • Door conserveren van voedsel wordt het langer houdbaar.
  • De omstandigheden voor schimmels en bacteriën worden ongunstig gemaakt
  1. Koel bewaren 
  2. Pasteuriseren 
  3. Steriliseren 
  4. Drogen 
  5. Luchtdicht verpakken 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

groepen stoffen + taak
bouwstoffen --> groei, ontwikkeling herstel
brandstoffen --> energie
reservestoffen --> opgeslagen, ''extra'', ''voorraad''
beschermende stoffen --> helpen ziekte voorkokmen

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

onverzadigd --> gezond
verzadigd --> minder gezond

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

vragen op je scherm

Slide 26 - Slide

groepen voedingsstoffen
voedingsstoffen
brandstof
bouwstof
beschermende stof
eiwitten
mineralen, water


vitaminen
mineralen
koolhydraten, vetten

Slide 27 - Drag question

Beschermende voedingsstoffen zijn
A
Vetten, mineralen en vitamines
B
Vitaminen en mineralen
C
Koolhydraten, mineralen en vitamines
D
Vetten en vitamines

Slide 28 - Quiz

Fastfood bevat vooral ... vetten. Dit zijn de ... vetten.
A
Verzadigd ; gezonde
B
Verzadigd ; ongezonde
C
Onverzadigd ; gezonde
D
Onverzadigd ; ongezonde

Slide 29 - Quiz

Twee uitspraken over de schijf van olie en vetten.

Karin zegt: Verzadigde vetten zijn gezonder dan onverzadigde vetten
Maarten zegt: Deze producten kunnen ook vitamines bevatten
A
Beide hebben gelijk
B
Alleen Karin
C
Alleen Maarten
D
Beide hebben ongelijk

Slide 30 - Quiz

Koolhydraten zijn
A
Brandstof
B
Brandstof, bouwstof
C
Brandstof, bouwstof en reservestof
D
Brandstof, bouwstof, reserve- en beschermende stof

Slide 31 - Quiz

Beschermende voedingsstoffen zijn
A
Vetten, mineralen en vitamines
B
Vitamines en mineralen
C
Koolhydraten, mineralen en vitamines
D
Vetten en vitamines

Slide 32 - Quiz

waarom heb je vooral onverzadigde vetten nodig
A
voor opbouw van je botten
B
voor opbouw van je tanden
C
voor opbouw van je chromosomen
D
voor opbouw van je celmembranen

Slide 33 - Quiz

Deze voedingsstoffen zijn brandstoffen
A
Water en vitaminen
B
Koolhydraten, eiwitten en mineralen
C
Vetten, eiwitten en water
D
Alleen koolhydraten, eiwitten en vetten

Slide 34 - Quiz

Wat zijn eiwitten vooral?
A
Bouwstof
B
Brandstof
C
reservestof
D
beschermende stof

Slide 35 - Quiz

12.1 12.2
12.1 - 1, 2, 3, 5, 6, 7
12.2 - 1, 2, 3, 4, 5, 6

Slide 36 - Slide