Grammatica 10-redekundig ontleden

Welkom!
Fijn dat je er bent. Typ in de chat "aanwezig" om te laten weten dat je er bent. Je kunt je alvast aanmelden bij LessonUp door de code linksonder te gebruiken.
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom!
Fijn dat je er bent. Typ in de chat "aanwezig" om te laten weten dat je er bent. Je kunt je alvast aanmelden bij LessonUp door de code linksonder te gebruiken.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhalen
  • Persoonsvorm
  • Onderwerp
  • Werkwoordelijk gezegde
  • Lijdend voorwerp 
  • Quizje
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Aan het einde van deze les...
kan je onderwerp, persoonsvorm, lijdend voorwerp en werkwoordelijk gezegde van een zin herkennen en benoemen.

Slide 3 - Slide

Persoonsvorm
In elke zin staan werkwoorden. Een van die werkwoorden is de persoonsvorm. Er zijn twee manieren om de persoonsvorm te vinden.

  1. Tijdproef: zet de zin in een andere tijd.
  2. Vraagproef: maak van de zin een vraag met precies dezelfde woorden.

Slide 4 - Slide

Voorbeeld
Na het zesde lesuur mogen de leerlingen naar huis.

Tijdproef?

Na het zesde lesuur mochten  de leerlingen naar huis.

Slide 5 - Slide

Voorbeeld
Na het zesde lesuur mogen de leerlingen naar huis.

Vraagproef?

Mogen de leerlingen na het zesde lesuur naar huis?

Slide 6 - Slide

Onderwerp
Wie of wat + persoonsvorm?

Mijn vrienden kochten een mooi cadeau voor mij?

Wie of wat kochten?

Mijn vrienden

Slide 7 - Slide

Onderwerp
Wie of wat + persoonsvorm?

Gisteren ging ik wandelen in het bos.

Wie of wat ging? 

Ik

Slide 8 - Slide

Het werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
  • Alle werkwoorden in een zin.

Slide 9 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Zullen we morgen een dagje gaan winkelen?

Uit welke werkwoorden bestaat het werkwoordelijk gezegde?

Slide 10 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Zullen we morgen een dagje gaan winkelen?

Uit welke werkwoorden bestaat het werkwoordelijk gezegde?

Werkwoordelijk gezegde = zullen gaan winkelen

Slide 11 - Slide

Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp komt voor in zinnen waarin iets/iemand wat overkomt of iets/iemand iets meemaakt.

Slide 12 - Slide

Zo vind je het lijdend voorwerp
Om te controleren of je het lijdend voorwerp goed hebt herkend, kun je een vraagzin maken van het type ‘wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp’.

Ik koop een appel.
Wie/wat koop ik? Een appel

Slide 13 - Slide

Quizje!
Doe mee via LessonUp!

Slide 14 - Slide

Wat is de persoonsvorm?
Bert en Ernie stoppen soms een banaan in hun oor.
A
in
B
stoppen
C
oor
D
Bert en Ernie

Slide 15 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?

"De bezorger heeft mijn pakketje op het verkeerde adres afgeleverd."

Slide 16 - Open question

De timmerman | sloeg | de spijker | in de plank.
A
Deze zinsontleding is goed.
B
Deze zinsontleding is fout.

Slide 17 - Quiz

Mijn zus | geeft veel geld aan kleding | uit.
A
Deze zinsontleding is goed.
B
Deze zinsontleding is fout.

Slide 18 - Quiz

Heeft de volgende zin een lijdend voorwerp?

"Italiaanse families eten vaak pastagerechten."
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quiz


De leerlingen zwaaiden naar hun vrienden.
__________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 20 - Quiz

Alle werkwoorden in de zin noem je samen:
A
het onderwerp
B
het naamwoordelijk gezegde
C
het werkwoordelijk gezegde
D
het werkend voorwerp

Slide 21 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Naty
heeft
zijn brood
gesmeerd

Slide 22 - Drag question

Een zin heeft altijd een lijdend voorwerp.
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?

"De bezorger heeft mijn pakketje op het verkeerde adres afgeleverd."

Slide 24 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?

"Op televisie kijk ik het liefst kleurrijke natuurfilms."

Slide 25 - Open question

Wat is het onderwerp?
'Mijn broer en ik gaan in het weekend vaak samen vissen.'

Slide 26 - Open question

Ik kan onderwerp, persoonsvorm, lijdend voorwerp en werkwoordelijk gezegde van een zin herkennen en benoemen.
Ja, heel goed!
Best wel goed
Meestal wel
Nog niet altijd
Nog niet zo goed

Slide 27 - Poll

Zelfstandig werken
Maak opdracht 4 op pagina 31 en 
maak opdracht 2 op pagina 55.

Slide 28 - Slide

Hulp nodig? Blijf even hangen.
Anders een fijne dag en veel succes!

Slide 29 - Slide