M3: terugblik hoofstukken na de vakantie + quiz

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Grammatica

en

Spelling

Planning

Lezen

Nakijken 4.8: 6, 8, 10 

Terugblik 3.7, 3.8, 4.7 en 4.8

23 mei: toets spelling en grammatica

Lezen

Nakijken 4.8: 6, 8, 10 

Gezamenlijk nakijken

Leg open blz. 151

Let op: je moet een antwoord geven. Geen antwoord of weet ik niet = huiswerk niet gemaakt

Nakijken 4.8: 6, 8, 10 

6a In het woord ‘categorie’ ligt de klemtoon op de laatste lettergreep: er komt -ën achter. In ‘bacterie’ ligt de klemtoon niet op de laatste lettergreep

b geen uitspraakprobleem

c Emma eindigt op een -a. Als je zo’n klank met één letter schrijft, komt er een apostrof voor.

8a Anna's, Belles, Lex', Liz', Romy's, Renés

b dvd'tje

c vmbo'er

d BN'er

e 'm 'r 't        Opdracht 10 klassikaal

Terugblik

3.7

3.8

4.7

4.8

We gaan samen oefenen

Terugblik 3.7

- Woordsoorten

- Persoonlijk vnw

- Bezittelijk vnw

Welke woordsoorten ken je allemaal?

Persoonlijk en bezittelijke vnw

Wat is het verschil tussen een hoofd- en een rangtelwoord?

Hoofdtelwoorden (htw) geven een hoeveelheid aan:

drie, zevenhonderd, weinig, veel

Rangtelwoorden (rtw) geven een rangorde aan:

eerste, middelste, laatste, meeste

Terugblik 3.8

- Spelling

- Hoofd- en bijzinnen

- Hoofdlettergebruik

Waar staat de persoonsvorm van een bijzin meestal?

1. Aan het begin van de zin
2. Aan het einde van de zin
3. De bijzin heeft geen pv

Vervoeg de werkwoorden:
Hij (vinden) dat hij zich (ontwikkelen) heeft

Vervoeg de werkwoorden:
(worden) jij (vertegenwoordigen) door haar?

Hoofdlettergebruik

- Begin van een zin

           Uitzondering:

           's Avonds ging ik naar....

           80% van de mensen

            20 dagen nadat .....

- Namen --> personen, landen, steden, boeken, films etc.

- Feestdagen en historische gebeurtenissen --> Kerstmis, Pasen, Eerste wereldoorlog, Hemelvaart, Bevrijdingsdag

Terugblik 4.7

- Werkwoordelijk gezegde

- Naamwoordelijk gezegde

- Zww en Hww

Terugblik 4.7

Een werkwoordelijk gezegde bestaat uit alleen maar werkwoorden

 

in een naamwoordelijk gezegde zit ook nog een bijvoeglijk of

zelfstandig naamwoord.

Terugblik 4.7

Een werkwoordelijk gezegde geeft altijd aan wat iemand doet of ondergaat. Bij wg heb je een zww.

Een naamwoordelijk gezegde geeft een eigenschap van iets of iemand weer. Het vertelt dus wat iets of iemand is of wordt. Bij het ng heb je een koppelwerkwoord.

Benoem het zww en de hww:
Hij liep naar school en vroeg zich af wat hij vandaag zou willen gaan leren

Terugblik 4.8

Apostrof: bij meervoudsvormen (oma’s), bij bezit-s (Fatima’s boek, Frits’ helm), bij afleiding of afkorting met cijfer- en lettercombinaties (mbo’er, a4’tje, cd’tje), bij het weglaten van letters (’t regent, ’s morgens, z’n vader)

Trema: een trema gebruik je als er meerdere klinkers naast elkaar staan die samen één klank kunnen zijn, terwijl ze juist niet bedoeld zijn als één klank (variëren, bacteriën, reeën, ruïne).

Terugblik 4.8

Accentteken: wordt gebruik bij letter -e. Vooral bij Franse woorden, zoals: café, crème, barrière. Accentteken naar recht bij -ee klank en naar links bij eh-klank.

Met accent kun je nadruk leggen op een lettergreep. (bijv: wél doen)

Is 'financien' goed geschreven?

1. Ja
2. Nee

En 'elektricien'?

1. Ja
2. Nee

Quiz!

We gaan een quiz doen! Dus pak je laptop

Aan de slag! In stilte

- Versterk jezelf 4.8

- Test jezelf 3.7, 3.8, 4.7 en 4.8

Werk serieus, zodat je de stof echt snapt.