4.6 - Reageren met hormonen

4.6 Reageren met hormonen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

4.6 Reageren met hormonen

Slide 1 - Slide

Er zijn ook 3 typen zenuwcellen: de sensorische zenuwcellen, de motorische zenuwcellen en...
A
Gevoelszenuwcellen
B
Bewegingszenuwcellen
C
Gemengde zenuwcellen
D
Schakelcellen

Slide 2 - Quiz

In het lichaam liggen drie typen zenuwcellen. Bij een van deze typen zenuwcellen horen de volgende kenmerken:
– deze zenuwcellen geleiden de impulsen van de ene zenuwcel naar de andere;
– uitlopers van deze cellen zijn verbonden met andere zenuwcellen.
Bij welk type zenuwcellen horen de kenmerken?
A
bij bewegingszenuwcellen
B
bij gevoelszenuwcellen
C
bij schakelzenuwcellen

Slide 3 - Quiz

De reflexboog van je knie reflex gaat via ....
A
het ruggenmerg
B
de hersenstam
C
de kleine hersenen
D
de grote hersenen

Slide 4 - Quiz

welke cellen zijn zenuwcellen?
A
B
C
D

Slide 5 - Quiz

Een reflex verloopt automatisch.
Word je je bewust van een reflex?
A
Nee, want het gaat automatisch
B
Nee, nooit
C
Ja, direct
D
Ja, later

Slide 6 - Quiz

Kan een terugtrek-reflex nog optreden als in de reflexboog de zenuwcellen R zijn uitgeschakeld?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Leerdoelen 4.6 
- Je kunt beschrijven wat een hormoon doet en waar hormonen gemaakt worden.
- Je kunt het verschil uitleggen tussen de werking van een hormoonklier en een gewone klier. 
- Je kunt in een afbeelding de belangrijkste hormoonklieren van een mens benoemen en hun werking beschrijven. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Hoe werken hormonen?
Je hersenen regelen alle werkingen van je organen.
Dit doen ze door 2 dingen:
  1. met het zenuwstelsel (zintuigen-->impulsen)
  2. met hormonen
Regelstoffen die gemaakt worden in de hormoonklieren:
1 hypofyse - 2 schildklier - 3 bijnier - 4 eilandjes van langerhans - 5 eierstokken - 6 zaadballen

Slide 10 - Slide

Wat zijn hormonen?
  • Hormonen zijn regelstoffen
  • Hormoonklieren maken deze stoffen
  • Bij signaal (van zenuwcel of ander hormoon) 
    geven de cellen stoffen af aan het bloed



Slide 11 - Slide

Welke functie hebben hormonen?
  1. Hypofyse: groeihormonen (groeien)
  2. Schildklier: schildklierhormoon (verbranding)
  3. Eilandjes van Langerhans: insuline en glucagon (suiker)
  4. Bijnier: adrenaline (stress)
  5. Eierstokken: oestrogeen (vrouwelijke kenmerken)
  6. Zaadballen: testosteron (mannelijke kenmerken)

Slide 12 - Slide

Hormonenklieren:
1  Hypofyse
3 Schildklier 
5 Bijnieren 
6 Eilandjes van Langerhans (alvleesklier)
7 Eierstokken 
8 Zaadballen 

Slide 13 - Slide

Hypofyse
  1. De hypofyse is een hormoonklier in de hersenen.
  2. Het maakt het groeihormoon
  3. De hypofyse beïnvloedt andere hormoonklieren (zoals de geslachtsorganen)

Slide 14 - Slide

Hypofyse: productie van hormonen voor regeling groei, beïnvloeden van andere hormoonklieren 
9.1 

Slide 15 - Slide

Schildklier
  • De schildklier maakt schildklierhormoon: 
  • Schildklierhormoon regelt verbranding in de cellen
  • Te weinig schildklierhormoon: Je bent koud en moe en wordt dikker.
  • Te veel schildklierhormoon: Je hebt het warm, bent bewegelijk, valt af.

Slide 16 - Slide

De bijnier
  • De bijnier ligt boven de nier
  • De bijnier maakt adrenaline
  • Adrenaline = paniekhormoon
Zorgt voor:
=> snellere hartslag
=> snellere ademhaling
=> meer verbranding
Dus meer energie

Slide 17 - Slide

De eilandjes van Langerhans (alvleesklier)
  •  De eilandjes van Langerhans maken de hormonen insuline en glucagon
  • Deze hormonen regelen het glucosegehalte (ook wel bloedsuikerspiegel) in het bloed
  • Als het glucoseehalte in het bloed te hoog is reageren  de eilandjes van Langerhans hierop door veel insuline te maken

Slide 18 - Slide

Eierstokken, vrouw
  • worden aangestuurd door de hypofyse
  • de eierstokken maken het vrouwelijk geslachtshormoon: oestrogeen
  • Zorgen voor de secundaire geslachtsorganen
  • regelen menstruatie

Slide 19 - Slide

Zaadballen, man
  • worden aangestuurd door de hypofyse
  • Zaadballen maken het mannelijk gelachtshormoon: testosteron. 
  • Zorgen voor de secundaire geslachtsorganen (zoals zwaardere spieren)
  • maken vanaf de puberteit zaadcellen.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Aan het werk
Maak opdracht 1 t/m 16 

begin op blz. 66

Slide 22 - Slide

Hormonen zijn:
A
Regelstoffen
B
Voedingsbestanddelen
C
Geslachtskenmerken
D
hormoonklieren

Slide 23 - Quiz

Wat is de functie van hormonen?
A
hormonen regelen de werking van organen die er gevoelig voor zijn
B
hormonen zorgen voor de voeding van veel hormoonklieren
C
hormonen zorgen voor snelle reacties op bepaalde prikkels

Slide 24 - Quiz

sleep de hormoonklieren naar de juiste plek
testikels
hypofyse
schildklier
alvleesklier
bijnieren

Slide 25 - Drag question

Welke andere hormonen beïnvloeden vooral de werking van de eierstokken
A
Hormonen uit de alvleesklier
B
Hormonen uit de hypofyse
C
Hormonen uit de schildklier
D
Hormonen uit een bijnier

Slide 26 - Quiz

Hormonen werken sneller dan impulsen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Welk hormoon speelt een rol bij de verbranding?

Slide 28 - Open question