de toets komt eraan!

Tips voor het leren
  • Begrippen, jaartallen en personen: stampen! 
  • Niet leren wat je al weet: het voelt goed, maar levert niets op. Gebruik daarom de checklist en vink (vooraf) af wat je al kent. Wees alleen wel eerlijk...
  • Maak een samenvatting, bijvoorbeeld door:
- per tekstje een verhaal van max. 3 regels te schrijven;
- bedenk vier vragen die in dit hoofdstuk (of tekstje) worden beantwoord. 
Begin de vragen met de volgende woorden: 
1 Waardoor ... 
2 Wie ... 
3 Wat... 
4 Wanneer ... 



1 / 14
next
Slide 1: Slide
Geschiedenis

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

Tips voor het leren
  • Begrippen, jaartallen en personen: stampen! 
  • Niet leren wat je al weet: het voelt goed, maar levert niets op. Gebruik daarom de checklist en vink (vooraf) af wat je al kent. Wees alleen wel eerlijk...
  • Maak een samenvatting, bijvoorbeeld door:
- per tekstje een verhaal van max. 3 regels te schrijven;
- bedenk vier vragen die in dit hoofdstuk (of tekstje) worden beantwoord. 
Begin de vragen met de volgende woorden: 
1 Waardoor ... 
2 Wie ... 
3 Wat... 
4 Wanneer ... 



Slide 1 - Slide

Leg uit
  • waardoor...
  • waarom...
  • welk(e)...
  • met een of twee voorbeelden...

Slide 2 - Slide

Noem 
Geef
  • een kenmerk...
  • een reden of motief...
  • een argument...
  • een voorbeeld uit...
  • een/dit begrip...
  • een overeenkomst...
  • een verschil...
  • per onderdeel aan...
  • per omschrijving aan...
  • een verklaring...

Slide 3 - Slide

Licht
  • dit toe...
  • met voorbeelden toe...
Als er gevraagd wordt naar voorbeelden uit de bron(nen), dan moet je dit ook doen!
!

Slide 4 - Slide

Let op!
  • oorzaken of gevolgen...
  • voorbeelden of voordelen...
  • kies uit...
  • verschijnsel...
  • andere (voorbeelden)...
  • bruikbaar of niet bruikbaar...
  • betrouwbaar of niet betrouwbaar...
  • politiek of historisch (argument)...
  • theorie of praktijk...
Dit zijn woorden die vaak gebruikt worden. Lees dus goed wat er staat!
!

Slide 5 - Slide

Welk(e)

  • voorbeeld(en) is zijn/juist...
  • uitspra(a)k(en) is zijn/juist...
  • kenmerk(en) is zijn/juist...

Slide 6 - Slide

Welk(e)
  • kenmerk(en) hoort/ horen...
  • standpunt(en) hoort/ horen...
  • afbeelding(en) hoort/ horen...
  • voorbeeld(en) hoort/ horen...
  • gebeurtenis(sen) hoort/horen...

Slide 7 - Slide

Om te 
onthouden
  • De opdracht wordt aangegeven met '⇒'...
  • Regel overslaan tussen elke opdracht...
  • Hoofdletter gebruiken bij meerkeuze...
  • Niet meer antwoorden invullen dan gevraagd...
  • Beantwoord elk onderdeel van de vraag...
  • Altijd iets invullen...
  • Het bijschrift geeft veel informatie...
  • 'Uit de bron' gebruiken, ook echt 'uit de bron' halen...
  • 'Let op!' betekent dus opletten...
  • Herstel fouten duidelijk...
  • Gebruik de juiste opdrachtnummering...
  • Werk sommige antwoorden eerst in klad uit...

Slide 8 - Slide

Tekstbronnen
  • Wie is de maker van de bron?

  • Hoe komt de maker van de bron aan zijn informatie

  • Zelf meegemaakt (direct) of van anderen (indirect) gehoord?

  • Betrouwbaar of onbetrouwbaar?

  • Wil de maker van de bron vertellen wat er echt is gebeurd, of wil hij de mensen iets laten geloven?

  • Gebondenheid aan tijd en plaats 
De informatie die hier, in het bijschrift, staat is extreem belangrijk! Het geeft al zoveel antwoorden.

Slide 9 - Slide

Verklaring voor een ontwikkeling
  • Hier worden eigenlijk twee dingen gevraagd: 
- Welke ontwikkeling zie je?
- Welke verklaring heb je hiervoor?

  • Eerst kijken wat (ontwikkeling) je ziet...

  • ...dan gaan uitleggen (verklaren)
Een ontwikkeling is iets dat bezig is of verandert. Met andere woorden: er gebeurt iets.

Slide 10 - Slide

Spotprenten (1)
  • Over welk historisch onderwerp gaat de spotprent? 

  • Wat is de achtergrond van de maker?

  • De titel of het bijschrift is vaak een samenvatting








De informatie die hier, in het bijschrift, staat is extreem belangrijk! Het geeft al zoveel antwoorden.
De informatie die hier, in het bijschrift, staat is extreem belangrijk! Het geeft al zoveel antwoorden.

Slide 11 - Slide

Spotprenten (2)
  • Welke personen staan op de spotprent? Soms worden personen gebruikt om een land (Uncle Sam, Russische beer, Engelse Bulldog) of om een groep (rijken, arbeiders) weer te geven

  • Worden de personen positief of negatief afgebeeld en wat doen ze?

  • Welke dingen zie je op de spotprent? Soms zijn kleine dingen heel belangrijk.

  • Wat is de boodschap van de maker van de spotprent? Hoe weet je dat? 








Slide 12 - Slide

Tips voor het leren
  • Begrippen, jaartallen en personen: stampen, bijvoorbeeld m.b.v. de Quizlets

  • Niet leren wat je al weet: het voelt goed, maar levert niets op. Gebruik daarom de checklist en vink (vooraf) af wat je al kent. Wees alleen wel eerlijk...

  • Oefen oude examens (site van Cito) niet alleen voor de inhoud, maar ook voor de soorten vragen.

  • Maak een samenvatting, bijvoorbeeld door:
- per tekstje een verhaal van max. 3 regels te schrijven;

- bedenk vier vragen die in dit hoofdstuk (of tekstje) worden beantwoord. 
Begin de vragen met de volgende woorden: 
1 Waardoor ... 
2 Wie ... 
3 Wat... 
4 Wanneer ... 



Slide 13 - Slide

code lesson.up: rwkom

Slide 14 - Slide