1gta donderdag 28-10, oefenen bloktoets

Vandaag
Gaan we oefenen voor de toets!

  1. Pak alvast je laptop erbij en log met je eigen naam in in deze Lesson Up (op lessonup.app)
  2. Leg je schrift + pen op tafel.
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vandaag
Gaan we oefenen voor de toets!

  1. Pak alvast je laptop erbij en log met je eigen naam in in deze Lesson Up (op lessonup.app)
  2. Leg je schrift + pen op tafel.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Hoe ziet de toets eruit?
  • 17 vragen
  • Duurt 50 minuten 
  • Onderdelen: 
- Grammatica :5 vragen
- Spelling: 4 vragen
- Over taal: 3 vragen
- Lezen: 5 vragen


 

Slide 3 - Slide

Welke vragen kun je verwachten?

Slide 4 - Slide

We beginnen met grammatica

Slide 5 - Slide

Wat is zinsontleding?

Slide 6 - Open question

Vraag 1
Hieronder staan drie foute zinnen. Verbeter ze. Zet het vetgedrukte woord vooraan.

1 hond bal speelt Mijn een met.
2 appeltaart een bakt bakker De.
3 verhaal Manon een vertelt.

Slide 7 - Slide

Vraag 2
Hieronder staan een aantal zinnen. Noteer van elke zin alleen het werkwoord.

1. Ik bezorg ’s morgens kranten.
2.  Rianne zet een kop thee voor zichzelf.
3. Ben jij tevreden met het cijfer?


Slide 8 - Slide

Vraag 3
Maak drie zinnen met het werkwoord zwemmen. 
Doe dat in de tegenwoordige tijd. In elke zin gebruik je het werkwoord zwemmen in een andere vorm.

Slide 9 - Slide

Werkwoord
Geen werkwoord
Sok
Bijten
Jouw
Bureau
Voordeur
Sluiten
Verdienen
Sleutelbos
Luisteren
Vuilnisbak
Bovenste
Alarm

Slide 10 - Drag question

We gaan naar onderdeel 2: Spelling

Slide 11 - Slide

Stam + ik-vorm
Hieronder staan vier werkwoorden. Noteer van elk werkwoord de stam en de ik-vorm.

1 draven
2 breien
3 willen
4 delen

Slide 12 - Slide

Kies in de zin de juiste ik-vorm
Ik ... de stofzuiger wel.

A pakk
B pak

Ga staan als je voor A kiest, blijf zitten als je denkt dat het B is!

Slide 13 - Slide

Kies in de zin de juiste ik-vorm
Ik ... vaak op het ijs.
 '
A val
 B vall


Ga staan als je voor A kiest, blijf zitten als je denkt dat het B is!

Slide 14 - Slide

Schrijf op!
Hieronder staan een aantal zinnen. Noteer bij elke zin de juiste vorm van de werkwoorden. Gebruik de tegenwoordige tijd.
1 De bewoner ... (betalen) zijn huur altijd te laat.
2 Waarom ... (kuchen) je de hele tijd?
3 De drie vrienden ... (hebben) veel lol samen.
4 Ik ... (lezen) niet graag boeken.

Slide 15 - Slide

A, B of C?

Omdat het ..., nemen we de slee mee op vakantie.
 A sneeuwen
 B sneeuw
 C sneeuwt

Hoe ... je zo’n hoog cijfer gehaald?
 A hebben
 B heb
 C heeft



... ze morgen allebei nog mee naar de film?
 A willen
 B wil
 C will

Kies je voor:
A: Blijf zitten
B: Ga staan
C: Ga op je tafel zitten

Slide 16 - Slide

We gaan naar onderdeel 3: Over Taal

Slide 17 - Slide

Woordenschat
Lees de zin hieronder. Kies bij elke zin de juiste betekenis van het onderstreepte woord.
Een blauwe trui en een groene broek is een lelijke combinatie.

 A met een duidelijk doel
 B wat samen een geheel vormt
 C schade krijgen of hebben
 D boosheid omdat iets niet lukt

Slide 18 - Slide

Woordenschat
Lees de zin hieronder. Kies bij elke zin de juiste betekenis van het onderstreepte woord.

Voor geschiedenis gaan we beginnen met een nieuw project.
 
A onderwerp waar een werkstuk over gemaakt wordt
B overzicht waarin staat in welke volgorde de lessen plaatsvinden
C de vakken die een leerling kiest voor zijn/haar eindexamen
D de eerste klas op de middelbare school


Slide 19 - Slide

Alfabetische volgorde
Zet de onderstaande woorden op alfabetische volgorde.

dynamo – nodig – adem – dijbeen – yoga – ademnood – ijsvogel – nodig –dictator – diploma





Slide 20 - Slide

We gaan naar onderdeel 4: Lezen

Slide 21 - Slide

Je ziet de titel van een tekst en de afbeelding die erbij staat. Lees de titel en bekijk de afbeelding. Wat is het tekstdoel? 

Slide 22 - Slide

Je ziet de titel van een tekst en de afbeelding die erbij staat. Lees de titel en bekijk de afbeelding. Wat is het tekstdoel? 

Slide 23 - Slide

Lees de titel en bekijk de afbeelding. Lees de eerste regels van de tekst. Passen de titel en de tekst bij elkaar? Waarom wel of waarom niet?

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Wat is de tekstvorm? Kies het juiste antwoord.
A
Reclametekst
B
Nieuwsbericht
C
Leesboektekst
D
Folder

Slide 26 - Quiz

Wat is de tekstsoort? Kies het juiste antwoord.
A
Informerende tekst
B
Aansporende tekst
C
Amuserende tekst

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide